Buitenland ICP

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
-Je kunt uitleggen welke factoren de internationale concurrentiepositie van een land bepalen.
-Je kunt het verband tussen loonkosten per product, loonkosten per werknemer en arbeidsproductiviteit uitleggen.
-Je kunt de procentuele verandering van de loonkosten per product berekenen met behulp van de vuistregel
-Je kunt op basis van de ontwikkeling van de loonkosten per product uitleggen of de internationale concurrentieposities is verbeterd of verslechterd.
-Je kunt uitleggen hoe werkgevers, werknemers en de overheid kunnen bijdragen aan een verlaging van de loonkosten en een verhoging van de arbeidsproductiviteit (teller en noemer van de 'loonkosten per product').

Slide 2 - Slide

Internationale Concurrentie Positie

Slide 3 - Mind map

Internationale Concurrentie Positie (ICP)
Bij een goede concurrentiepositie zijn de producten van een land aantrekkelijk voor het buitenland. Omdat het buitenland veel producten komt kopen in dit land, groeit de export. Die producten moeten natuurlijk geproduceerd worden, hetgeen veel werkgelegenheid oplevert.
Hoe worden de producten van een land aantrekkelijk voor het buitenland? 

De prijs → lage loonkosten (wat moet een bedrijf betalen aan het personeel)
De prijs → hoge arbeidsproductiviteit (apt)

Arbeidsproductiviteit: de hoeveelheid geproduceerde goederen per persoon per tijdseenheid.

Slide 4 - Slide

Internationale Concurrentie Positie (ICP)
De producten van een land zijn aantrekkelijk voor het buitenland door:
De prijs
De kwaliteit
De service

Dit is afhankelijk van de volgende factoren:

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Arbeidsproductiviteit = apt

Arbeidsproductiviteit: de hoeveelheid geproduceerde goederen per persoon per tijdseenheid. 
Apt = het aantal geproduceerde goederen / aantal werknemers



Slide 7 - Slide

De prijs van een product wordt mede bepaald door de loonkosten per product.
Loonkosten per product zijn afhankelijk van loonkosten per werknemer en arbeidsproductiviteit (apt)

Arbeidsproductiviteit: de hoeveelheid geproduceerde goederen per persoon per tijdseenheid. 
Apt = het aantal geproduceerde goederen / aantal werknemers

Loonkosten per product = loonkosten per werknemer / apt

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Spijkerharde concurrentie
Het confectiebedrijf Pepi produceert een bepaald merk spijkerbroeken. Pepi ondervindt hevige concurrentie van andere merken. Het management overweegt daarom de productie te innoveren met computergestuurde naaimachines. Daarbij wil het management de winst per product handhaven. De verwachting van het management is dat na de innovatie met dezelfde hoeveelheid personeel een grotere omzet kan worden gerealiseerd. Zet de volgende  economische verschijnselen in de juiste volgorde. Begin met 1 = De arbeidsproductiviteit stijgt.

Slide 14 - Slide

1
2
3
4
5
De arbeidsproductiviteit stijgt
De concurrentiepositie verbetert
De kosten per spijkerbroek dalen
De verkoopprijzen worden verlaagd
De omzet neemt toe

Slide 15 - Drag question

Hoe kunnen we de kwaliteit van de productiefactor ARBEID verbeteren?

Slide 16 - Open question

Welk voorbeeld van de productiefactor NATUUR heeft Nederland zeer zeker?

Slide 17 - Open question

Hoe wordt een investering genoemd waarbij een onderneming kiest voor een kapitaalintensievere techniek en waarbij de arbeidsproductiviteit stijgt.
A
Diepte investering
B
Breedte investering

Slide 18 - Quiz

Noem nog twee andere manieren waardoor de arbeidsproductiviteit kan stijgen.
A
mensen ontslaan en scholing
B
scholing en langer werken
C
meer loon betalen en werktijden verlengen
D
scholing en specialisatie

Slide 19 - Quiz

Wat bepaalt NIET de hoogte van de prijs van een product?
A
Loonkosten
B
Kapitaalkosten
C
Zorgkosten
D
Kwaliteit

Slide 20 - Quiz

Wat heeft GEEN invloed op de kwaliteit van producten?
A
Scholing van arbeiders
B
Onderzoek en ontwikkeling
C
Innovatie
D
Infrastructuur

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Procentuele ver. loonkosten p. product= 0,20 %
Procent. ver. loonkosten p. werknemer= 2%
Hoeveel is de arbeidsproductiviteit verandert?
A
1,8% gestegen
B
1,8% gedaald
C
2,2% gestegen
D
2,2% gedaald

Slide 23 - Quiz

Procent. ver. loonkosten p. werknemer= 3%
Procent. ver. APT = 2%
Hoeveel zijn de loonkosten p. product verandert?
A
1% gestegen
B
1% gedaald
C
5% gestegen
D
5% gedaald

Slide 24 - Quiz


Slide 25 - Open question

Wat vond je van deze les?
Wat vind je van lessonup bij economie?

Slide 26 - Mind map