This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Welkom
Klas 3T1 bij deze les van mevrouw de Groot
Slide 1 - Slide
Vandaag
Voorbereiden voor de toets Blok 2
Onderdelen wat je moet leren bespreken
Gezamenlijk aan de slag met oefenopdrachten
Zelf online oefentoets maken
Slide 2 - Slide
Wat moet je kennen en kunnen?
Grammatica – Zinsontleding
Grammatica – Woordsoortbenoeming
Spelling
Over taal
Lezen
Slide 3 - Slide
Grammatica – Zinsontleding
Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:
werkwoordelijk gezegde;
onderwerp;
lijdend voorwerp;
meewerkend voorwerp;
bijwoordelijke bepaling.
Slide 4 - Slide
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa
geschreven.
Slide 5 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.
Slide 6 - Drag question
Grammatica – Woordsoortbenoeming
Je kunt de volgende woordsoorten benoemen:
lidwoorden;
bijvoeglijke naamwoorden;
zelfstandige naamwoorden;
werkwoorden;
voorzetsels;
persoonlijke voornaamwoorden;
bezittelijk voornaamwoorden.
Je kunt de juiste, ontbrekende bezittelijke voornaamwoorden in een zin invullen. Tip! Bekijk het schema in de PowerPoint goed.
Slide 7 - Slide
BEZ VNW vs. PERS VNW
Dat is mijnboek!
Mijn = bezittelijk voornaamwoord.
Dat boek is van mij.
Mij = persoonlijk voornaamwoord.
Bedenk altijd goed of je te maken hebt met een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord
Slide 8 - Slide
Noteer de persoonlijke voornaamwoorden en/of bezittelijke voornaamwoorden. 1. Ik heb hun gevraagd mij te helpen. 2. Mijn tas heb ik gekregen van haar vriendin.
Slide 9 - Open question
Spelling
• Je kunt van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken.
• Je kunt stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier spellen.
• Je kunt Engelse werkwoorden op de juiste manier vervoegen.
Slide 10 - Slide
Over taal
• je kent het begrip ‘vakjargon’;
• Je kunt voorbeelden bij het begrip ‘vakjargon’ noemen;
• Je kent de betekenissen van de moeilijke woorden uit opdracht 1 en 2 (zie blz. 92/93 en je schrift).
Slide 11 - Slide
Tips voor het leren
bestudeer de PowerPoint op Magister;
maak voor jezelf een samenvatting;
oefen veel met de oefentoets, check waar je nog kan bijspijkeren.
Slide 12 - Slide
Hoger dan een 9?
Dan krijg je chocola!
Slide 13 - Slide
Zelfstandig aan de slag
1. Online oefentoets maken.
2. Bijspijkeren
Klaar?
Check voor jezelf waar je nog niet goed in bent en oefen dit.
Niet klaar?
Zorg dat je de online oefentoets alsnog afmaakt.
timer
25:00
Slide 14 - Slide
Feedback:
Noteer 3 tips en 3 tops van deze les, lever dit bij mij in. Je mag je creativiteit gebruiken, dus tekening of zoiets is ook welkom.