Proefwerk PVTT PVVT (1)

 Spelling werkwoorden
PVTT PVVT
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Spelling werkwoorden
PVTT PVVT

Slide 1 - Slide

Noteer de pvtt:
(worden) Later ..... je vast een beroemde pianist.

Slide 2 - Open question

Noteer de pvtt:
(beloven) Waarom ..... hij van alles wat hij niet nakomt?

Slide 3 - Open question

Noteer de pvtt:
(verblinden) Ik .... mijn broertje met mijn zaklantaarn.

Slide 4 - Open question

Noteer de pvtt:
(vinden) Mijn zusje ... haar nieuwe pop prachtig.

Slide 5 - Open question

Noteer de PVVT: (let op! VERLEDEN tijd)
(vermoeden) De leraar .... dat de toets goed zou gaan.

Slide 6 - Open question

Noteer de PVVT:
(juichen) De supporters .... toen de voetballers de beker lieten zien.

Slide 7 - Open question

Noteer de PVVT:
(gutsen) Het water ... over de rand van het zwembad.

Slide 8 - Open question

Vul de juiste vorm in.
(vriezen) Het is lang geleden dat het goed ......

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm in.
(drijven) Er ..... gisteren donkere regenwolken over.

Slide 10 - Open question

Vul de juiste vorm in.
(vechten) Gisteren .... de rat voor zijn leven.

Slide 11 - Open question

Vul de juiste vorm in.
(verliezen) Maar helaas .... hij toch de ongelijke strijd tegen de reiger.

Slide 12 - Open question

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Ze beweerdt dat het normaal is.
B
Ze beweert dat het normaal is. Ze beweert dat het normaal is.
C
Ze beweerd dat het normaal is.
D
Ze beweertd dat het normaal is.

Slide 13 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Ze beweerdt dat het normaal is.
B
Ze beweert dat het normaal is. Ze beweert dat het normaal is.
C
Ze beweerd dat het normaal is.
D
Ze beweertd dat het normaal is.

Slide 14 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Vorige week wachtten we een uur op hem.
B
Vorige week wachten we een uur op hem.
C
Vorig week wacht we een uur op hem.
D
We wachten vorige week een uur op hem.

Slide 15 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Gisteren kost dat minder dan vandaag.
B
Gisteren koste dat minder dan vandaag.
C
Gisteren kosste dat minder dan vandaag.
D
Gisteren kostte dat minder dan vandaag.

Slide 16 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Je postte die brief niet op tijd.
B
Je potst die brief niet op tijd.
C
Je poste die brief niet op tijd.
D
Je posste die brief niet op tijd.

Slide 17 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Ik haaste me om op tijd te zijn.
B
Ik haasste me om op tijd te zijn.
C
Ik haastten me om op tijd te zijn.
D
Ik haastte me om op tijd te zijn.

Slide 18 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Vorige week landde er twee vliegtuigen.
B
Vorige week landen er twee vliegtuigen.
C
Vorige week landden er twee vliegtuigen.
D
Vorige week landt er twee vliegtuigen.

Slide 19 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Afgelopen zomer verbrandden hij bij de eerste zonnestralen.
B
Afgelopen zomer verbrandde hij bij de eerste zonnestralen.
C
Afgelopen zomer verbrandt hij bij de eerste zonnestralen.
D
Afgelopen zomer verbrand hij bij de eerste zonnestralen.

Slide 20 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Hersteld je kleermaker die dure jas?
B
Hersteldt je kleermaker die dure jas?
C
Herstelt je kleermaker die dure jas?
D
Herstel je kleermaker die dure jas?

Slide 21 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Het gebeurt zoals zij het zegt.
B
Het gebeurdde zoals zij het zegt.
C
Het gebeurd zoals zij het zegt.
D
Het gebeurdt zoals zij het zegt.

Slide 22 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Hij betaald de rekening.
B
Hij betaalt de rekening.
C
Hij betaaldt de rekening.
D
Hij betaaldde de rekening.

Slide 23 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Gisteren verhuiste ze naar een andere stad.
B
Gisteren verhuist ze naar een andere stad.
C
Gisteren verhuisdde ze naar een andere stad.
D
Gisteren verhuisde ze naar een andere stad.

Slide 24 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Snijd je moeder het vlees alvast?
B
Snijdt je moeder het vlees alvast?
C
Snijt je moeder het vlees alvast?
D
Snijdde je moeder het vlees alvast?

Slide 25 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Vandaag surft hij op zijn nieuwe surfplank.
B
Vandaag surfd hij op zijn nieuwe surfplank.
C
Vandaag surfde hij op zijn nieuwe surfplank.
D
Vandaag surfte hij op zijn nieuwe surfplank.

Slide 26 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Mijn vriend en ik bereikte ons doel.
B
Mijn vriend en ik bereikten ons doel.
C
Mijn vriend en ik bereikden ons doel.
D
Mijn vriend en ik bereikde ons doel.

Slide 27 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Afgelopen week lachten wij om die mop.
B
Afgelopen week lachte wij om die mop.
C
Afgelopen week lachen wij om die mop.
D
Afgelopen week lachden wij om die mop.

Slide 28 - Quiz

Als je ...... (niezen), moet je naar huis.
A
nies
B
niest
C
niezt
D
niezen

Slide 29 - Quiz

Ik ...... (beloven) je dat ik geen corona heb.
A
beloof
B
belov
C
belof
D
beloven

Slide 30 - Quiz

De kat ...... (krabben) met lange nagels.
A
krabbt
B
krapt
C
krabt
D
krabben

Slide 31 - Quiz

De bezorger ...... (verbazen, vt) zich.
A
verbaast
B
verbaaste
C
verbaazde
D
verbaasde

Slide 32 - Quiz

Jij ...... (schroeven, vt) het dopje te strak dicht en nu krijg ik het niet meer open.
A
schroefde
B
schroefte
C
schroeften
D
schroevden

Slide 33 - Quiz

Wij ...... (antwoorden, vt) alles goed.
A
antwoorden
B
antwoordde
C
antwoordden
D
geantwoord

Slide 34 - Quiz

Op mijn verjaardag ...... (drinken, vt) de volwassenen en de kinderen een tropische mocktail.
A
drinken
B
drinkten
C
dronkten
D
dronken

Slide 35 - Quiz

Ben je tevreden met je score?

Slide 36 - Mind map

Waar ga je extra op letten?

Slide 37 - Mind map