2.7 Grammatica mavo havo 1 les 1 t/m x, 17-01-2024 tm xx

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon ligt in de kluis.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • We luisteren naar elkaar.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
8:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon ligt in de kluis.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • We luisteren naar elkaar.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
8:00

Slide 1 - Slide

Programma 
Wat gaan we doen?:
1. Paragraaf 2. 7 Grammatica
2. Klassikaal aan de slag met Talent
3. Zelfstandig aan de slag met Talent
4. Quiz 2.7 Grammatica 
5. Toets 2.5 Woorden nabespreken





Slide 2 - Slide

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.7
Ga naar Talent 2.7 Grammatica, blz 113

Wat?: opdracht 1 
Hoe?: alleen of met je duo-maatje. Je blijft zitten op je plek!
Tijd?: 4 minuten





timer
4:00

Slide 3 - Slide

zinsdelen en woordsoorten
In hoofdstuk 1.7 Grammatica hebben we geleerd over zinsdelen benoemen  (met de zinsdeelproef)

In hoofdstuk 2.7 Grammatica gaat het over woordsoorten benoemen.

Even herhalen..

Slide 4 - Slide

Zinsdeelproef
om zinsdelen in een zin te kunnen bepalen

Waarom doen we dit?

Slide 5 - Slide

Wat is de eerste stap bij het ontleden van een zin (zinsdeelproef)?

Slide 6 - Open question

1e stap: de persoonsvorm zoeken
Bijv. door de tijdproef: Verander de tijd in de zin (vt, tt)
Het woord dat verandert is de persoonsvorm (pv).

De hond sluipt door het bos samen met zijn baasje.
> De hond sloop door het bos samen met zijn baasje.

Slide 7 - Slide

2e stap: zet een streep direct voor en achter de pv


De hond | sluipt | door het bos samen met zijn baasje.

Slide 8 - Slide

Regel: Voor de pv is maar plek voor één zinsdeel


De hond | sluipt | door het bos samen met zijn baasje.


één zinsdeel

Slide 9 - Slide

Verander de volgorde van de zin. Kijk steeds welke woorden je samen voor de pv kan zetten
  1. De hond | sluipt | door het bos samen met zijn baasje.
  2. Door het bos | sluipt | de hond | samen met zijn baasje.
  3. Samen met zijn baasje | sluipt | de hond | door het bos.

De hond | sluipt | door het bos | samen met zijn baasje.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Woordsoorten benoemen
2.7 Grammatica

Slide 12 - Slide

Woordsoort: zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 13 - Slide

 lidwoorden (lw) : horen altijd bij een zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Slide

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.7
Ga naar Talent 2.7 Grammatica, blz 113

Klassikaal: opdracht 2/6






Slide 15 - Slide

Zelfstandig aan de slag 2.7 Grammatica
  1. Wat?: maak oefening 7A (7B niet)
  2. Hoe?:  alleen, zachtjes overleggen mag 
  3. Tijd: 5 minuten
  4. Vragen: steek je hand op
  5. Klaar?: pak je leesboek
  6. Klassikaal nakijken en kort nabespreken

timer
5:00

Slide 16 - Slide

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.7
Ga naar Talent 2.7 Grammatica

Klassikaal: opdracht 8/9






Slide 17 - Slide

Zelfstandig aan de slag 2.7 Grammatica
  1. Wat?: maak oefening 10
  2. Hoe?:  alleen, zachtjes overleggen mag 
  3. Tijd: 5 minuten
  4. Vragen: steek je hand op
  5. Klaar?: pak je leesboek
  6. Klassikaal nakijken en kort nabespreken

timer
5:00

Slide 18 - Slide

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon ligt in de kluis.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • We luisteren naar elkaar.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
8:00

Slide 19 - Slide

Programma 

Slide 20 - Slide

Aan welke drie kenmerken kun je ook alweer een zelfstandig naamwoord herkennen?


bepaalde en onbepaalde lidwoorden

Slide 21 - Slide

Wat is het verschil tussen zinsdelen en  woordsoorten?

Slide 22 - Slide

werkwoorden (ww)

Slide 23 - Slide

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.7
Ga naar Talent 2.7 Grammatica

Klassikaal: opdracht 13/14






Slide 24 - Slide

Zelfstandig aan de slag 2.7 Grammatica
  1. Wat?: maak oefening 13/14/15/16
  2. Hoe?:  alleen, zachtjes overleggen mag 
  3. Tijd: 6 minuten
  4. Vragen: steek je hand op
  5. Klaar?: pak je leesboek
  6. Klassikaal nakijken en kort nabespreken

timer
8:00

Slide 25 - Slide

Zelfstandig aan de slag met 2.7 Grammatica 
Wat ga je doen (kies zelf waarmee je start): 
  1. test jezelf 2.7 Talent Online
  2. oefentoets 2.7 Talent Online
  3. Leerteksten (blauwe kaders) goed doornemen
  4. Cambiumned 
Hoe?:  alleen, in stilte (oordopjes in mag)
Tijd: 20 minuten
Vragen?: steek je hand op
Klaar?: lezen in leesboek

timer
20:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Quiz  2.7 Grammatica


Log in op LessonUp

Slide 28 - Slide

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 29 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 30 - Quiz

Leg uit waarom het woord 'pen' een zelfstandig naamwoord is.

Slide 31 - Open question

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin?

Wij nemen morgen de eerste boot naar Ameland.

Slide 32 - Open question

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin?

Bij de sport rugby wordt de scheidsrechter nooit uitgescholden.

Slide 33 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 34 - Quiz

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Slide 35 - Open question

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn)
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 36 - Open question

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Slide 37 - Open question

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Heb jij jouw kapotte fiets zelf gerepareerd?

Slide 38 - Open question

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Losse stoeptegels veroorzaakten een grote valpartij tijdens de avondvierdaagse.

Slide 39 - Open question

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Justin Timberlake treedt op tijdens de finale van het Eurovisie Songfestival.

Slide 40 - Open question