Tussenletters in samenstellingen

Tussenletters in samenstellingen



1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tussenletters in samenstellingen



Slide 1 - Slide

Los of aan elkaar?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Aaneenschrijven of los?

1 Samenstellingen die één betekenis hebben, schrijf je aaneen (behalve bij getallen of tekens)

lageloonlanden, hogedrukreiniger, langeafstandloper, @-teken, 50 eurobiljet

2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden)

pianospelen, stukmaken, opgerookt

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 5 - Slide

Aan elkaar of los?
Welke is juist?
A
kennis maakte
B
kennismaakte

Slide 6 - Quiz

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'
A
daarheen
B
daar heen

Slide 7 - Quiz

Henkie zit ... de fiets
A
achterop
B
achter op

Slide 8 - Quiz

Wie belt ...?
A
er aan
B
eraan

Slide 9 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 10 - Quiz

Tussenletters bij samenstellingen

Slide 11 - Slide

Hoe schrijf je dit woord
A
Zonnebril
B
Zonnenbril

Slide 12 - Quiz

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 13 - Quiz

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 14 - Quiz

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 15 - Quiz

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 16 - Quiz

Wanneer gebruik je tussenletters EN
A
Alleen als het eerste woord een meervoud heeft op EN
B
Alleen als het eerste woord ergens over gaat waar maar 1 van is
C
Als je het hoort
D
Als je het ziet

Slide 17 - Quiz

Welke samenstelling schrijf je met een of meer tussenletters?
A
zang + stem
B
passagier + schip
C
toilet + bril
D
breedte + maat

Slide 18 - Quiz

Werken aan de weektaak

Slide 19 - Slide