Autotrofe en heterotrofe organismen

Autotrofe en heterotrofe organismen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Autotrofe en heterotrofe organismen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan het verschil formuleren tussen autotrofe en  heterotrofe organismen
  • Je kan de belangrijkste vorm van energie in een cel herkennen en benoemen
  • Je kan het principe van celademhaling uitleggen

Slide 2 - Slide


Wat is het verschil tussen AUTOTROOF en HETEROTROOF?

Slide 3 - Open question

AUTOTROOF
HETEROTROOF

Slide 4 - Drag question

Hoe noemt men de universele energiedrager van ons lichaam?
A
ADP
B
ATP

Slide 5 - Quiz

Geef de reactievergelijking voor de aanmaak van ATP.

Slide 6 - Open question

Welke organismen doen aan celademhaling?
A
enkel heterotrofe organismen
B
enkel autotrofe organismen
C
enkel eukaryote cellen
D
zowel autotrofe als heterotrofe organismen

Slide 7 - Quiz

Omschrijf het proces celademhaling.

Slide 8 - Open question


Waarom wordt een mitochondrie 'the cell's power house' genoemd?
A
Omdat hierin de meeste ATP gevormd wordt.
B
Omdat in het cytoplasma rond een mitochondrie de meeste ATP gevormd wordt
C
Omdat hierin anaerobe en aerobe celademhaling plaatsheeft.
D
Omdat hierin de meeste ADP gevormd wordt.

Slide 9 - Quiz

Welke uitspraak is FOUT?
A
"Cellen die veel energie nodig hebben, bevatten veel mitochondriën."
B
"Bij anaerobe celademhaling wordt minder ATP gevormd dan bij aerobe celademhaling"
C
"In onze spiercellen kan zowel aerobe als anaerobe celademhaling optreden"
D
"Anaerobe celademhaling heeft plaats in de mitochondriën

Slide 10 - Quiz

Als we alcoholische gisting vergelijken met melkzuurgisting, kunnen we zeggen dat ...
A
melkzuurgisting aeroob is, terwijl alcoholische gisting anaeroob is.
B
melkzuurgisting anaeroob is, terwijl alcoholische gisting aeroob is.
C
er bij melkzuurgisting evenveel ATP gevormd wordt dan bij alcoholische gisting.
D
enkel bij melkzuurgisting de glycolyse plaatsheeft.

Slide 11 - Quiz

Hoe kan je het ontstaan van spierkramp verklaren? Leg uit.

Slide 12 - Open question