Zinnen 21 t/m 30 Tegenwoordige tijd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

Jij ...... ook niet gek. (schilderen)

Van dat loon ...... hij niet veel over. (overhouden)

Hij ....... dat wel op een tientje af. (afronden)

1. rond
2. rondt

Marjolijn ...... veel te snel. (antwoorden)

1. antwoord
2. antwoordt

....... die kachel je hele huis? (verwarmen)

1. verwarm
2. verwarmt

Je ....... te snel over hem. (oordelen)

Dat .... nogal wat! (veschillen)

Iedere avond ...... hij zijn planten. (besproeien)

1. besproeit
2. besproeid

De uil ...... het arme muisje. (verschalken)

1. verschalkt
2. verschalkd

De kaasfabriek uit Gouda ......... veel naar Amerika. (exporteren)

1. exporteert
2. exporteerd