Werkwoordspelling Voltooide tijd (1) + Herhaling

1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je herhaalt werkwoordspelling:
  • Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct.
  • Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd juist.
  • In week 8: Oefenen werkwoordspelling met een DICTEE.
  • In week 9: TOETS WERKWOORDSPELLING

Nieuwe theorie: 
  • Taalverzorging 2.3 Voltooide tijd
  • Je gaat verder met je Verslag 1 met behulp van ChatGPT

Slide 2 - Slide

Herhalen - de beste manier van leren
Leren leren

Slide 3 - Slide

Iedere avond ...... hij zijn planten. (besproeien, tegenwoordige tijd)
A
besproeit
B
besproeid

Slide 4 - Quiz

De uil ...... het arme muisje. (verschalken, tegenwoordige tijd)
A
verschalkt
B
verschalkd

Slide 5 - Quiz

De kaasfabriek uit Gouda ......... veel naar Amerika. (exporteren, tegenwoordige tijd)
A
exporteert
B
exporteerd

Slide 6 - Quiz

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De chirurg ----- hem meteen.
A
opererde
B
opereerde
C
geopererde
D
geopereerde

Slide 7 - Quiz

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Hij ----- door het huis op krukken.
A
strompelte
B
strompelde
C
gestrompelte
D
gestrompelde

Slide 8 - Quiz

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De chirurg ----- hem om te stoppen met voetballen.
A
adviseerte
B
adviserte
C
adviseerde
D
adviserde

Slide 9 - Quiz

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Het jeugdteam ----- hij vol enthousiasme.
A
coachen
B
coachde
C
coachte
D
coacht

Slide 10 - Quiz

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De pupillen----- dat seizoen veel doelpunten.
A
scorde
B
scoorden
C
scorte
D
scoorte

Slide 11 - Quiz

Nieuwe lesstof: voltooide tijd
  • In de voltooide tijd staan er meer werkwoorden in de zin. Bijvoorbeeld:  
  • Ik heb de rekening betaald.
  • De jongen is verdwaald.
  • Hij is direct naar huis gegaan.
  •  Ik heb urenlang gefietst.
  • Door het voltooid deelwoord langer te maken, hoor je of het met een -d of -t eindigt.
  • De betaalde rekening, de verdwaalde jongen, de gefietste uren.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hele werkwoord is REIZEN. Voltooide tijd is:
A
gereist
B
gereisd
C
gereizt
D
gereizd

Slide 14 - Quiz

Voltooide tijd
Wat is er verander..... aan je werkhouding sinds gisteren?
A
veranderd
B
verandert
C
veranderde
D
veranderdt

Slide 15 - Quiz

Voltooide tijd
Wie heeft de vraag eerlijk beantwoor....over je leeftijd?

A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordt
D
beantwoorde

Slide 16 - Quiz

Voltooide tijd
(verbreden) Het fietspad is vorig jaar ........
A
verbred
B
verbreed
C
verbreedt
D
Verbeet

Slide 17 - Quiz

Voltooide tijd
(verwijderen) Bart werd uit de klas .....
A
verwijderd
B
verwijderen
C
verwijdert

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!
TAALVERZORGING 1.5 Voltooide tijd

Opdrachten 1, 2, 3 en 4

Slide 19 - Slide