15.1 Energiestromen

H15 Kwetsbare ecosystemen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H15 Kwetsbare ecosystemen

Slide 1 - Slide

Kenmerken hoofdstuk
Niet veel nieuwe concepten, verdieping op V4 stof 
Complexiteit zit in de contexten en grafieken/ tabellen/ modellen
Maak de opdrachten uit de methode om daar mee te oefenen
In het examen komen vaak ecologievragen voor

Slide 2 - Slide

In de lessen
In de lessen zal ik me vooral richten op de theorie uit de hoofdstukken. 
In de lessen ook ruimte om de vragen na te bespreken.

Slide 3 - Slide

15.1 Energiestromen

Slide 4 - Slide

Voorkennis
Aan de hand van een paar vragen halen we kennis uit de 4e op die nuttig is voor deze paragraaf.

Slide 5 - Slide

Voorkennis (blz 234 in je boek)
In een ecosysteem zijn de volgende organismen aanwezig:
1. eencellige algen
2. watervlooien
3. vissen
4. driehoeksmosselen
De vissen leven vlooien, de watervlooien en driehoeksmosselen eten eencellige algen.

Slide 6 - Slide

PRODUCENTEN
CONSUMENTEN
Eencellige algen
Vissen
Watervlooien
Driehoeksmosselen

Slide 7 - Drag question

Teken een voedselweb met daarin de organismen 1 t/m 4

Slide 8 - Open question

Teken een mogelijke voedselpiramide met de vier genoemde organismen

Slide 9 - Open question

15.1 Energie in ecosystemen

Slide 10 - Slide

Energie in ecosystemen
Aan de basis van ecosystemen staan de producenten.
Die zijn in staat om zelf energierijke organische stoffen te vormen uit anorganische stoffen.
Organische stoffen zijn stoffen met C-H bindingen (koolhydraten, vetten, eiwitten). 
Anorganische stoffen zijn alle andere stoffen (zoals water, CO2, NH3)

Slide 11 - Slide

Producenten 
Fotosynthese:
6 CO2 + 6 H2O + zonlicht -> 6 C6H12O6 (glucose) + 6 O2
Planten en sommige bacteriën zijn foto-autotroof
Autotroof: in staat zelf organische stoffen te maken uit anorganische stoffen.
Foto-autotroof: met behulp van energie uit zonlicht.

Slide 12 - Slide

Chemo-autotroof
Sommige bacteriën zijn chemo-autotroof: in staat om organische stoffen te maken uit anorganische stoffen met behulp van energie uit een chemische reactie.

Slide 13 - Slide

Foto-autotrofe organismen voeren fotosynthese uit, welk proces voeren chemo-autotrofe organismen uit?

Slide 14 - Open question

Chemo-synthese voorbeelden
Bacterie Nitrosomonas (nitrietbacterie)
     NH3 + 3 O2 ➝ 2 NO2-  + 2 H2O + 2 H+  + energie
Bacterie Nitrobacter (nitraatbacterie)
     NO2-  + O2 ➝ 2 NO3-  + energie
Met de energie die vrijkomt wordt uit CO2 en water glucose gevormd.

Slide 15 - Slide

In welke kringloop spelen de nitrietbacterie en de nitraatbacterie een belangrijke rol?

Slide 16 - Open question

Heterotrofe organismen
Organismen die voor hun energie aangewezen zijn op andere organismen noem je heterotroof: consumenten.
Een deel van de organische stoffen uit hun voedsel gebruiken ze als bouwstof.  Een ander deel gebruiken ze als brandstof. Daarbij gaat een deel van de energie verloren in de vorm van warmte.

Slide 17 - Slide

Reducenten
Aan het einde van de voedselketen staan reducenten.
Dit zijn de organismen die de organische stoffen uit dode consumenten en producenten omzetten naar anorganische stoffen (en daar hun energie uit halen). 
Reducenten zijn schimmels en bacteriën.

Slide 18 - Slide

Kenmerken
Schimmels en bacterien

Slide 19 - Slide

SCHIMMELS
BACTERIËN
Celwand
Celkern
Geen celwand
Prokaryoot
Eukaryoot
Geen celkern

Slide 20 - Drag question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Meld je aan bij Lessonup
Log in als leerling
Gebruik je school-google account
Klik op Klassen
Gebruik klassencode satga (5V1) of bedll (5V2)

Slide 24 - Slide

HUISWERK
Maak in de digitale methode de vragen die horen bij 15.1
1, 4 context/ lezen paragraaf
2, 3, 5 theorie consumenten/ producenten/ reducenten
6 energiestromen
7 energiestromen, BINAS
8 context voedselpyramide
9 scheikunde

Slide 25 - Slide

Wat vind je van Lessonup als basis-tool voor Biologielessen?
A
Beter dan met powerpoint
B
Slechter dan met powerpoint
C
Geen verschil

Slide 26 - Quiz