19.1 bouw van pezen en spieren 24/25

H19 SPORT
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H19 SPORT

Slide 1 - Slide

19.1
Bouw van pezen en spieren

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Bouw van gewrichten
Botten/ Spieren

Pezen=
verbinding bot en spier

Banden (ligament)=
verbinding bot en bot

Slide 4 - Slide

Een pees bestaat uit:
A
Botweefsel
B
Spierweefsel
C
Bindweefsel
D
Kraakbeenweefsel

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van een pees?
A
Beschermt de spier tegen beschadiging
B
Zorgt dat de spier niet uit elkaar valt
C
Aanspannen en ontspannen van de spier
D
Houdt de spier aan het bot vast

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Bouw van pezen
Pezen bestaan voornamelijk uit bindweefselcellen (fibroblasten) omgeven door veel tussencelstof: collageen (gemaakt door die bindweefselcellen).
Pezen kunnen een klein beetje uitrekken.

Pezen zijn nauwelijks doorbloed  

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Spieren zitten dus met PEZEN aan botten vast.

Een PEES is:
  • wit van kleur
  • stevig en taai
  • flexibel (buigzaam)
  • maar vrijwel niet elastisch (uitrekbaar)
  • slecht doorbloed en geneest dus langzaam

Slide 10 - Slide

Bindweefselfuncties
Ondersteuning:  Bindweefsel ondersteunt organen en andere weefsels in het lichaam.

Bescherming: Het beschermt organen (bijvoorbeeld vetweefsel rondom organen).

Transport: Bloed transporteert stoffen door het lichaam.

Opslag: Vetweefsel slaat energie op in de vorm van vet.

Herstel: Bindweefsel helpt bij de genezing van beschadigde structuren, zoals botten en spieren.

Slide 11 - Slide

Bindweefsel
Losmazig bindweefsel: onder de huid en rond organen. Het is flexibel en biedt ondersteuning en voeding aan andere weefsels.

Dicht bindweefsel: Het komt voor in pezen (verbindingen tussen spieren en botten) en ligamenten

Vetweefsel slaat vet op en speelt een rol bij energieopslag, isolatie van het lichaam en bescherming van organen tegen stoten.

Kraakbeen: Kraakbeen is een stevig, flexibel bindweefsel dat voorkomt in gewrichten, de neusschelpen, de oren en tussen de wervels van de wervelkolom. Het zorgt voor demping en voorkomt wrijving tussen botten.

Botweefsel: Botten zijn hard bindweefsel dat het skelet vormt, het lichaam structurele steun biedt, beschermt en helpt bij beweging. 

Bloed: Bloed wordt soms ook als bindweefsel beschouwd omdat het cellen bevat die in een vloeibare matrix (plasma) zweven. Het transporteren van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen maakt het een essentieel onderdeel van het lichaam.

Slide 12 - Slide

Bindweefsel: cellen met tussencelstof
collageen, elastine en hyaluronzuur
(tussencelstof met elastische vezels)
collageen, lijmstof
collageen, kalk
nauwelijks
tussencelstof
(stug, met veel kalk)

Slide 13 - Slide

   Fibroblasten - 
   gap junctions
Om toch ‘informatie’ te kunnen uitwisselen (in de vorm van ionen/ secundaire boodschappers) staan deze cellen met eiwitkanalen – gap junctions – met elkaar in contact.

De cellen van bindweefsel zijn door hun tussencelstof verder van elkaar verwijderd dan andere celtypes.

Slide 14 - Slide

Soorten spieren: let op functie, bouw en aansturing
Skeletspieren

Gladde spieren

Hartspieren

Slide 15 - Slide

Bouw skeletspieren
Spiervezel is opgebouwd uit samengesmolten spiercellen. Deze cellen hebben meerdere kernen.
BINAS 90C

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Rangschik van klein naar groot....
A
myosinemolecuul - spiervezel - spierfibril - spierbundel - spier
B
myosinemolecuul - spierfibril - spiervezel - spierbundel - spier
C
myosinemolecuul - spierfibril - spierbundel - spiervezel - spier
D
myosinemolecuul - spierbundel- spiervezel - spierfibril - spier

Slide 18 - Quiz

Bouw van skeletspieren
Elke spiervezel bevat contractiele filamenten:
actine en myosine
Deze filamenten kunnen langs elkaar glijden waarbij de
spiervezel korter en dikker wordt.
De filamenten kunnen NIET uit elkaar glijden, alleen
uit elkaar getrokken worden.



BINAS 90C

Slide 19 - Slide

Het deel tussen twee Z-lijnen (membranen) heet een sarcomeer;  de kleinste eenheid van een spiervezel die kan samentrekken

  • lichte I-banden
  • donkere A-banden

Slide 20 - Slide

Skeletspieren
  • Dwarsgestreept spierweefsel
  • Zitten met pezen vast aan je botten
  • Onder controle van de wil = bewust
  • Werkt snel, maar is snel vermoeid
  • Werken vaak samen: antagonisten/ antagonistisch paar

Slide 21 - Slide

Gladde spieren
  • Geen strakke rangschikking van de fibrillen
  • Geen vergroeiing of onderlinge verbindingen
  • Vaak twee lagen met andere oriëntatie (kring- en lengtespieren)
  • Niet bewust - reageren op prikkels van autonoom zenuwstelsel
  • Werken langzamer maar langer en zijn onvermoeibaar
  • Bloedvaten, bronchiën, maag, darmen, baarmoeder en blaas

Slide 22 - Slide

Hartspieren
  • Dwarsgestreept spierweefsel met vertakkingen. 
  • Via Gap-junctions verbonden (netstructuur) waardoor
      gecoördineerde samentrekking kan plaatsvinden.
  • Onbewust.
  • Onvermoeibaar.

Slide 23 - Slide

Wat geven de
cijfers aan?
A
1-Dwarsgestreept 2-Hartspier 3-Gladde spieren
B
1-Hartspier 2-Gladde spieren 3-Dwarsgestreept
C
1-Gladde spieren 2-Dwarsgestreept 3-Hartspier
D
1-Hartspier 2-Dwarsgestreept 3-Gladde spieren

Slide 24 - Quiz

Gecoördineerd samentrekken
Impulsoverdracht in een spier vindt plaats in een neuromusculaire synaps (= motorisch eindplaatje). 
Spiervezels verbonden met hetzelfde motorische axon vormen een motorische eenheid:
zij trekken tegelijk samen.

Slide 25 - Slide

Werking spieren: zie animatie op volgende slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link