• na onbepaalde voornaamwoorden als iets, niets, alles of enige.
Alles wat je hier ziet, is zelfgemaakt.
• na dat of datgene .
Dat wat je niet hebt, is altijd het aantrekkelijkst.
• na de overtreffende trap.
Het eerste wat ik doe als ik thuiskom, is de hond aaien.
• als verwijzing naar een zin die ervoor staat.
Ik ben heel ziek, wat niet goed uitkomt.
• als datgene waarop wat slaat niet genoemd wordt.
Het is mij een raadsel wat hij bedoelt.