Oefenen voor de toets thema 4

Oefenen voor de toets thema 4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenen voor de toets thema 4

Slide 1 - Slide

Het is de manier waarop iemand iets doet, bijvoorbeeld tekenen of schrijven
A
De afwerking
B
De bravoure
C
De stijl

Slide 2 - Quiz

Zo noem je iets wat steeds in beweging is
A
Dynamisch
B
De graffiti
C
De recensie

Slide 3 - Quiz

Dit is de manier waarop je iets in elkaar zet
A
De construtie
B
Monteren
C
Onderbouwen

Slide 4 - Quiz

Morgen komt de brandweer op school. Hij gaat kijken of alle brandblussers nog kloppen
A
Keuren
B
Monteren
C
Onderbouwen

Slide 5 - Quiz

Ik weet overal wel een oplossing voor!
A
Behoedzaam
B
Functioneel
C
Inventief

Slide 6 - Quiz

Ik maak een pizza van verschillende ingrediënten
A
Indelen
B
Opdelen
C
Samenstellen

Slide 7 - Quiz

Ik ben het volstrekt met jou eens
A
Gewoonlijk
B
Helemaal
C
Ongeveer

Slide 8 - Quiz

Een paar meiden adoreren de zangeres
A
Bewonderen
B
Verbaasd over iemand zijn
C
Slecht over iemand praten

Slide 9 - Quiz

Maakte de speler een overtreden of niet? De videoscheidsrechter analyseert de beelden
A
Bedenken hoe iets bedoeld is
B
Iets achteraf bespreken
C
Onderzoeken hoe iets precies zit

Slide 10 - Quiz

Exact is een ander woord voor precies
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Ongunstig betekent: in je voordeel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Een ander woord voor daarentegen is: maar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Ik zie het antwoord van die som in één keer
A
In één oogopslag
B
In het bijzonder
C
Ruwweg

Slide 14 - Quiz

De bezoekers in een pretpark komen overal vandaan
A
Ze komen binnen de kortste keren
B
Ze komen op hun dooie gemak
C
Ze komen van heinde en verre

Slide 15 - Quiz

Draag jij dikke handschoenen in de zomer? Zo iets raar heb ik nog nooit gezien
A
Ik heb er oog voor
B
Ik sla de spijker op zijn kop
C
Zo zout heb ik het nog nooit gegeten

Slide 16 - Quiz