Helpende plus BBL . Hoofdstuk 1,2,4,8 en 13

Helpende plus BBL
periode 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Helpende plusMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Helpende plus BBL
periode 1

Slide 1 - Slide


Wat bedoelen we met de wet BIG
A
Zorgen dat de kwaliteit van de zorg hoog is en hoog blijft
B
Dat de rechten en plichten van zorgvragers duidelijk zijn

Slide 2 - Quiz

Wat betekent de afkorting van de wet
WGBO
A
Wet gezins begeleidings overeenkomst
B
Wet gezamelijke behandelingsovereenkomst
C
Wet op geneeskundige behandelingsovereenkomst

Slide 3 - Quiz

Wat betekent de wet WKKZ?
A
Wet Kwaliteit, Klachten en geschillen zorg
B
Wet kennis, kunde en gezondheidszorg
C
Wet keuze, kwaliteit en gezondheidszorg

Slide 4 - Quiz


Bekwaam betekent dat....
A
Je hebt je diploma behaald om de handelingen uit te voeren
B
Je beheerst de juiste vaardigheden om de handeling uit te voeren

Slide 5 - Quiz

Wat is een richtlijn?

Slide 6 - Mind map

Wat bedoelen we met objectief?
A
waarnemen met gevoel, oordeel of betekenis
B
waarnemen zonder gevoel, oordeel of betekenis

Slide 7 - Quiz

Preventie betekent?
A
Het versterken van iets
B
het voorkomen van iets.

Slide 8 - Quiz

gerontologie is de wetenschap die....
A
zich bezighoudt met alles wat te maken heeft dementie
B
zich bezighoudt met alles wat te maken heeft met incontinentie
C
zich bezighoudt met alles wat te maken heeft met veroudering
D
zich bezighoudt met alles wat te maken heeft met lichamelijke beperkingen

Slide 9 - Quiz

Kun je een chronische ziekte genezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Noem een aantal chronische ziektes

Slide 11 - Mind map

Wat betekent de afkorting ADL?

Slide 12 - Open question


Het hart bestaat uit;
A
2 kamers, 2 boezems en 4 kleppen
B
1 kamer, 1 boezem en 2 kleppen
C
2 kamers, 1 boezem en 2 kleppen
D
1 kamer, 2 boezems en geen kleppen

Slide 13 - Quiz

Waar bestaat het vaatstelsel uit? Noem 3

Slide 14 - Open question


De grootste slagader heet?
A
ader
B
aorta
C
grote slagader
D
holle ader

Slide 15 - Quiz


Hoe vaak slaat ons hart in een ontspannen situatie per minuut?
A
tussen de 30 en 40 keer
B
tussen de 40 en 50 keer
C
tussen de 50 en 60 keer
D
tussen de 60 en 100 keer

Slide 16 - Quiz

Hoe heet de aandoening wanneer een bloedvat is verstopt door een stolsel of prop
A
hartfalen
B
hartritmestoornissen
C
Trombose

Slide 17 - Quiz

Noem de 3 vitale functies

Slide 18 - Mind map

Hoeveel ademhalingen heb je per minuut?
A
Tussen 30-40 per minuut
B
Tussen 10-20 per minuut
C
Tussen 40-50 per minuut
D
Tussen 50-60 per minuut

Slide 19 - Quiz

Wanneer spreek je over koorts?
A
Boven 37,5 graden celsius
B
Onder 37,0 graden celsius
C
boven 38,0 graden celsius

Slide 20 - Quiz

Hoge bloeddruk
noemen
we ook?
A
Hypotensie
B
Hypertensie

Slide 21 - Quiz

Wat stroomt er door de slagaders?

A
Zuurstofrijk bloed
B
Zuurstofarm bloed

Slide 22 - Quiz

Wat stroomt er door de aders?
A
Zuurstofarm bloed
B
Zuurstofrijk bloed

Slide 23 - Quiz

Hoe heet de behandeling waarbij de vernauwing aan een kant wordt geduwd met een ballonnetje en een stent wordt geplaatst
A
bypass behandeling
B
dotterbehandeling

Slide 24 - Quiz