4V Beco FinLev H7b

7.4
interest jaar 2025 =
A
0,06 x 136.000
B
0,06 x 140.000
C
0,06 x 141.000
D
0,06 x 145.000
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

7.4
interest jaar 2025 =
A
0,06 x 136.000
B
0,06 x 140.000
C
0,06 x 141.000
D
0,06 x 145.000

Slide 1 - Quiz

7.5
Schuld begin 2025 =
A
240.000
B
248.000
C
250.000
D
260.000

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Lineaire hypotheek
Nadelen:

- ongelijke lasten per jaar
- hoogte lasten ongelijk aan carrière
- belastingvoordeel ( hra ) neemt snel af

Slide 4 - Slide

Annuiteitenhypotheek
Annuiteit = Aflossing + Rente

Annuiteit elk jaar, elke maand hetzelfde bedrag

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Annuïteitenhypotheek
  • Naarmate de looptijd vordert, betaal je minder rente en meer aflossing.
  • Daardoor neemt je belastingvoordeel af en stijgen je netto maandlasten.
  • Voordeel annuïteitenhypotheek: in het begin van de looptijd betaal je netto een stuk minder in vergelijking tot een lineaire hypotheek. Dat past vaak goed bij starters.

Slide 7 - Slide

Annuiteitenhypotheek
Voordelen tov lineaire hypotheek:

- bruto gelijke lasten per jaar, maand
- netto ongelijke lasten, maar komt overeen met carriere
- belastingvoordeel neemt minder snel af

(bij een annuiteitenhypotheek heb je na + - 20 jr 50% afgelost)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opgave 7.13
interest maand 1 = 0,004 x 360.000 = 1.440

Aflossing maand 1 = 1.889 - 1.440 = 449

Schuldrest eind maand 1 = 360.000 - 449 = 359.551

Slide 10 - Slide

Opgave 7.13
interest maand 2 = 0,004 x 359.551 = 1.438,20

Aflossing maand 2 = 1.889 - 1.438,20 = 450,80

Schuldrest eind maand 2 = 359.551 - 450,80 = 359.100,20

Slide 11 - Slide

Opgave 7.13
interest maand 3 = 0,004 x 359.100,20 = 1.436,40

Aflossing maand 3 = 1.889 - 1.436,40 = 452,60

Schuldrest eind maand 3 = 359.100,20 - 452,60 = 358.647,60

Slide 12 - Slide

Kenmerken annuïteitenlening
  • Vast bedrag te betalen per maand: de annuïteit
  • Annuïteit = Aflossing + Interest
  • Eerst veel interest betalen en weinig aflossing
  • Later veel aflossing en weinig interest

  • JE BETAALT RENTE OVER DE SCHULDREST!


Slide 13 - Slide

Aflossingsschema annuiteïtenlening

Slide 14 - Slide

Welke opmerking over een annuïteitenhypotheek is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel rente.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 15 - Quiz

Welke hypotheek is aan het begin van de looptijd het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 16 - Quiz

Welke hypotheek is in totaal het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 17 - Quiz

week 7 les 1, lesdoelen
  1.  je kunt uitleggen waarom het totale rentebedrag bij lineaire hypotheek lager is dan bij een annuiteitenhypotheek
  2. Je weet hoe je kunt uitrekenen welke rente je over de gehele looptijd betaalt voor beide hypotheekvormen
  3. Je weet waarom je verschillende rentepercentages betaalt bij verschillende looptijden van een hypotheek.
  4. je krijgt inzicht in hoogte salaris en hypotheekbedrag dat je kunt lenen en welke maandlasten dit betreft.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

hypotheekrente aftrek, opfrisser 
Koper heeft 1 januari 2025 een lineaire hypotheek afgesloten met een looptijd van 30 jaar.
Inkomen € 70.000, Belastingpercentage 40%
Hypothecaire lening € 300.000 met 3% rente op jaarbasis
De aflossing wordt aan het eind van het jaar voldaan.

Wat is het belastingvoordeel in 2025 en wat is het belastingvoordeel in 2026?

Slide 20 - Slide

hypotheekrente aftrek, 
Koper
Inkomen € 70.000, Belastingpercentage 40%
Hypothecaire lening € 300.000 a 3%
Betaalde rente = 0,03 x 300.000 = 9.000
Belastbaar inkomen = 70.000 - 9.000 = 61.000
Te betalen belasting = 0,40 x 61.000 = 24.400
Belastingvoordeel = 28.000 - 24.400 = 3.600
Belastingvoordeel = 0,40 x 9.000 = 3.600

Slide 21 - Slide

berekenen rente totale looptijd
wat is duurder: de totale rente over 30 jaar bij een annuiteit of rente bij een lineaire lening?
1. leg uit zonder berekening: (klassikaal)

2. geef berekening van de totale rente over de looptijd van 30 jaar van de beide hypotheekvormen
rente is 3,6%, 
lening bedraagt 300.000 euro
- bij lineair aflossing in 30 jaar
- bij annuiteit jaarlijks € 16.516

Slide 22 - Slide

uitwerking 
uitwerking lineair:
schuld 1e jaar 300.000 en schuld laatste jaar 10.000 dus gemiddelde schuld over 30 jaar is 310.000/2=155.000 per jaar.
155.000x0,036=5580 euro x30= € 167.400

uitwerking annuiteit: 30x €16.516 -€ 300.000= € 195.492

Slide 23 - Slide

rente en risico
zie opgave 7.16:
  1. wat is het  risico van een aflossingsvrije hypotheek voor geldnemer?
  2. wat is risico aflossingsvrije hypotheek voor een hypotheeknemer?
  3. Wat zal dit doen met rente die je moet betalen?

Slide 24 - Slide

rente en risico
opdracht 1.: zoek voor zowel annuïteiten- als lineaire hypotheeklening op wat de rente is bij de looptijd variabel, 5 jaar 10 jaar en 20 jaar en leg de verschillen uit. Ga  uit van een totale looptijd van 30 jaar en een bedrag van 500.000 euro met een schuld-marktwaardeverhouding van 90%.
opdracht 2: hoeveel kan een samenwonend stel lenen als beiden een modaal inkomen hebben.
tip: calculator ING.nl
opdracht 3: geef je oordeel over maandlasten van een hypotheek ten opzichte van het inkomen.


Slide 25 - Slide

terugblik
rente -risico : hoe verhouden die zich tot elkaar?
rente looptijd: hoe verhouden die zich tot elkaar?
waarom is annuiteit duurder dan lineair?

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide