V4 BECO §7.4 Annuïteitenhypotheek

De vorige les
Lineaire hypotheek (Par 7.3)

Vandaag: Annuïteitenhypotheek (Par 7.4)


1 / 24
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De vorige les
Lineaire hypotheek (Par 7.3)

Vandaag: Annuïteitenhypotheek (Par 7.4)


Slide 1 - Slide

Welke uitspraak is waar over de lineaire hypotheek?
A
De aflossing neemt elke periode af
B
De rente is elke periode gelijk
C
De aflossing is elke periode gelijk
D
De rente en aflossing zijn elke periode gelijk

Slide 2 - Quiz

Welke begrippen weet je nog van de lineaire hypothecaire lening?

Slide 3 - Mind map

Hoe bereken je de nettolasten met eigen woningforfait?

Slide 4 - Open question

Aflossingsschema annuiteïtenlening

Slide 5 - Slide

Kenmerken annuïteitenlening
  • Vast bedrag te betalen per maand: de annuïteit
  • Annuïteit = Aflossing + Interest
  • Eerst veel interest betalen en weinig aflossing
  • Later veel aflossing en weinig interest

  • JE BETAALT RENTE OVER DE SCHULDREST!


Slide 6 - Slide

Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €20.000

A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?
B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?

Slide 7 - Slide

Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €20.000
A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?

timer
1:00

Slide 8 - Open question

Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €15.000

A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?
€250.000 x 0,03 = €7.500

Slide 9 - Slide

Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €20.000
B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?

timer
1:00

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €20.000

B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?
€20.000 - €7.500 = €12.500

Slide 12 - Slide

Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €20.000
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?

timer
2:30

Slide 13 - Open question

Annuïteitenhypotheek
  • Naarmate de looptijd vordert, betaal je minder rente en meer aflossing.
  • Daardoor neemt je belastingvoordeel af en stijgen je netto maandlasten.
  • Voordeel annuïteitenhypotheek: in het begin van de looptijd betaal je netto een stuk minder in vergelijking tot een lineaire hypotheek. Dat past vaak goed bij starters.

Slide 14 - Slide

Rekenvoorbeeld
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?

  • Schuld na jaar 1: €250.000 - €12.500 = €237.500
  • Rente jaar 2: €237.500 x 0,03 = €7.125
  • Aflossing jaar 2: €20.000 - €7.125 = €12.875
  • Schuld na jaar 2: €237.500 - €12.875 = €224.625

Slide 15 - Slide

Waarom past de annuïteitenlening goed bij starters?

Slide 16 - Open question

Wat is een nadeel van een annuïteitenhypotheek?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

annuïteitenlening
lineaire lening
nettolasten nemen toe
goed om af te sluiten als je in de loop der tijd MEER gaat verdienen
bruto uitgaven nemen af
betaal over de gehele looptijd minder interest
aflossing blijft gelijk
aflossing en interest bij elkaar opgeteld blijft gelijk
Deze hypotheek heeft als voordeel dat je sneller aflost

Slide 19 - Drag question

Nu mogen jullie!
  • Maak opgave 7.11 en 7.12.
  • Hiermee klaar? Maak dan opgave Z-7.2 op blz. 94

Ik ben er om vragen te beantwoorden, maar:
WERK VOORAL SAMEN !

Slide 20 - Slide

Welke opmerking over een annuïteitenhypotheek is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel rente.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 21 - Quiz

Welke hypotheek is aan het begin van de looptijd het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 22 - Quiz

Welke hypotheek is in totaal het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 23 - Quiz

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll