3V - Spelling

2Hd
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

2Hd

Slide 1 - Slide

3V

Taal; Spelling

Slide 2 - Slide

Les 1

Lesdoelen:
- Je kunt het trema, de apostrof, accenten en de cedille correct gebruiken.

Online: Hoofstuk 1, spelling -> alle opdrachten maken

maandag 19 februari: leesboek uit en meenemen


Slide 3 - Slide

Les 1

Spellingregel
Voorbeelden
Trema
- Wanneer de klinkercombinatie anders verkeerd wordt uitgesproken.
- In leenwoorden
zeeën, poriën, reünie, zoöloog

patiënt, fröbelen
Apostrof
- verkleinwoorden op -y
- meervoud bij klinker met lange klank
- afkortingen (meervoud en afleiding)
- bij weglating
baby'tje -> trolleytje
pizza's, bikini's -> horloges
A4'tje, wc's
's avonds, THomas' pet
Accenten
- é -> lange klank (twee)
- è -> korte klank (elf)
- ê -> lnger uitgesproken korte klank
café
crèche
moment suprême
Cedille
waar de c als s moet klinken
reçu -> Curaçoa

Slide 4 - Slide

Les 2

Lesdoelen:
- Je kunt het trema, de apostrof, accenten en de cedille correct gebruiken.
- Je kunt uitleggen wanneer je telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden met of zonder 'n' schrijft. 

Online: 
- Hoofstuk 1, spelling 
- Hoofdstuk 2, spelling



Slide 5 - Slide

Les 2 -> Wel of geen 'n'

Met 'n'
Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden die een persoon aanduiden.

ALTIJD MET N: tientallen, honderden, (tien)duizenden, miljoenen
- Allen zijn uitgenodigd voor het feest. 
- Ondanks de aankondiging konden sommigen niet komen. 
- Deze vrijwilligers zetten zich in voor ouderen.
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden
Houten, zilveren, glazen
Zonder 'n'
Zelfstandig gebruikte telwoorden die geen persoon aanduiden.
- Alle leerlingen zijn uitgenodigd voor het feest. 
- Ondanks dat konden sommige leerlingen niet komen. 
- Van deze boeken zijn er maar enkele verkocht. 
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die geen stof aanduiden. 
goedkope, peperdure, vuurrode, mooie

Slide 6 - Slide

Les 3 -> Schrijfwijze van getallen

Letters
Cijfers
- Getallen t/m twintig
- Tientallen tot honderd
- Honderdtallen tot duizend
- Duizendtallen tot tienduizend
Getallen die niet in deze categorie vallen:

<---------------
Miljoen, miljard, biljoen
Let op: zeven miljoen, acht miljard
- maten, gewichten bedragen
- telefoonnummers, adressen
- rekeningnummers
- data en exacte tijdstippen
Alle rangtelwoorden van bovenstaande getallen. 
Wanneer in een zin getallen met letters én cijfers voorkomen, schrijf je in alle gevallen cijfers. 
Breuken in bovenstaande categorie, waarbij:
twee derde (los) en driekwartsmaat (aan elkaar)
Voor grote ronde getallen in een tekst combineer je cijfers en letters.
27 duizend, 84 miljoen

Slide 7 - Slide

Les 4 -> woorden/woordgroepen

Schrijfwijze
Uitspraak
Afkorting -> Je schrijft een beperkt aantal letters met punten ertussen. 
Je zegt het hele oorspronkelijke woord. 
blz. / i.v.m. / m.a.w.
Letterwoord -> Je schrijft het als woord zonder punten. 
Je zegt het als woord.
pincode / havodiploma
Initiaalwoord -> Je schrijft de losse letters zonder punten. 
Je spreekt de letters los uit. 
NS / wc / vwo
Verkorting -> Je schrijft de eerste delen van de woorden als één woord.
Je zegt het als woord.
horeca / airco
Symbool -> Je schrijft het teken dat staat voor het begrip, de eenheid of de valuta zonder punt.
Je spreekt het woord uit dat ermee wordt bedoeld. 
€-teken / kg / W

Slide 8 - Slide

Les 5 - herhalingsles

Programma

1.  Kahoot -> afkortingsvormen 

2. Maak digitaal een oefentoets met 20 vragen, waarvan:
- 5 vragen -> trema/apostrof/accent/cedille
- 5 vragen -> wel of geen 'n'
- 5 vragen -> schrijfwijze van getallen
- 5 vragen -> woorden/woordgroepen (afkortingsvormen)
Let op duidelijke en correct geschreven vragen. Neem andere voorbeelden dan die in je aantekeningen. 

3. Lever de gemaakte toets via Magister in bij opdrachten en druk hem één keer af. 

4. Maak digitaal een nakijkblad. Deze sla je voor jezelf op. 






Slide 9 - Slide

Tussenles

Programma

1. Druk de gemaakte oefentoets van vóór de vakantie af en lever deze in bij de docent. 
(staat ook in ingeleverd in Magister)

2. Maak je boekopdracht af. 

Klaar?
- Je ontvangt van de docent een door iemand anders gemaakte oefentoets. Deze maak je tijdens de les en anders thuis af.






Slide 10 - Slide

Les 6

Programma

1. Maak de toets van een klasgenoot en kijk deze na met zijn/haar antwoordenblad. 
(Is er geen antwoordenblad, dan kijkt je klasgenoot hem voor je na).

2. Bereken het cijfer dat je gehaald zou hebben via 
cijfersberekenen.nl/?voldoende=5.5&toets=20.0&normering=PL70.0 

3. Schrijf je cijfer erboven en lever de toets weer in. 






Slide 11 - Slide

Les 6 -> leestekens

Vul het schema in met eigen opgezochte informatie. 






Leesteken
Spellingregels
Voorbeeld(en)
Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
Puntkomma

Slide 12 - Slide

Les 7 -> leestekens

Bestudeer je ingevulde schema en leg uit. 






Leesteken
Spellingregels
Voorbeeld(en)
Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
Puntkomma
timer
5:00

Slide 13 - Slide

In welke zin is de dubbele punt goed gebruikt?
A
Ik houd van eten, zoals: brood, vlees en fruit.
B
Ik houd van eten: brood, vlees en fruit.

Slide 14 - Quiz

In welke zin is het aanhalingsteken goed geplaatst?
A
"Ik liep naar buiten", en riep: Iedereen moet komen.
B
Ik liep naar buiten, en riep":Iedereen moet komen".
C
Ik liep naar buiten en riep: "Iedereen moet komen."
D
Ik liep naar buiten, en riep: "Iedereen moet komen".

Slide 15 - Quiz

De puntkomma geeft aan dat er een verband tussen twee zinnen bestaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Komma
A
Janneke, het leukste meisje uit de klas, heeft de griep.
B
Janneke het leukste meisje uit de klas, heeft de griep.
C
Janneke, het leukste meisje uit de klas heeft de griep.

Slide 17 - Quiz

Komma
A
Ik hou van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes.
B
Ik hou van chocolade dropjes spekjes en koekjes.
C
Ik hou van chocolade , dropjes, spekjes, en koekjes.
D
Ik hou van chocolade , dropjes spekjes en koekjes.

Slide 18 - Quiz

Wanneer gebruik je een aanhalingsteken?

A
Bij een titel
B
Bij een naam
C
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
D
Als windstreken in een zin voorkomen

Slide 19 - Quiz

Wanneer gebruik je een puntkomma?
A
Als je een citaat aankondigt
B
Als de ene zin de andere verklaart
C
Na een opsomming
D
In plaats van 'en'

Slide 20 - Quiz

Een komma gebruik je....
A
Na een voegwoord
B
Voor een voegwoord

Slide 21 - Quiz

Aanhalingsteken of niet?
Maria denkt: ik wil daar ook graag bij zijn.
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 22 - Quiz

Je gebruikt een dubbele punt bij ...
A
een opsomming
B
een verklaring/reden
C
citaat
D
conclusie

Slide 23 - Quiz

In welke zin kun je een puntkomma gebruiken?
A
De auto staat bij de garage, de auto wordt gerepareerd.
B
De auto staat bij de garage, toch?
C
De auto staat bij de garage omdat hij stuk is.
D
Staat de auto bij de garage omdat hij stuk is?

Slide 24 - Quiz

Ik gebruik een komma...
A
voor het woordje nadat
B
voor een opsomming
C
achter een citaat
D
voor een uitroep

Slide 25 - Quiz

Opdracht


Oefentoets maken -> Opdrachten en antwoorden online te vinden bij de les maandag 11 maart. 

Maandag 11 maart: Proefwerk spelling hoofdstuk 1 t/m 5

Slide 26 - Slide

Toetsles
Opmerking over de toets: vraag 44 wordt niet meegeteld.

Klaar met de toets?

Lezen in je leesboek

OF

Online maken: hoofdstuk - schrijven -> opdracht 2

Slide 27 - Slide