11 jan Voorzetselvoorwerp

Grammatica
Aan het einde van de les kunnen jullie het voorzetselvoorwerp én de bijvoeglijke bepaling uit een zin ontleden.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
Aan het einde van de les kunnen jullie het voorzetselvoorwerp én de bijvoeglijke bepaling uit een zin ontleden.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Voorzetselvoorwerp

Slide 3 - Slide

Het voorzetselvoorwerp (vv)
Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel.
Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel.
Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Slide 4 - Slide

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Quiz

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quiz

Wij vertrouwen (op uw medewerking).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Het voorzetselvoorwerp is altijd figuurlijk.
A
Juist
B
Onjuist
C
Soms juist

Slide 9 - Quiz


Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen voorzetselvoorwerp.
B
Ja, de zin bevat één voorzetselvoorwerp.
C
Ja, de zin bevat twee voorzetselvoorwerpen.

Slide 10 - Quiz

Kies welk woordsoort het stuk tussen haakjes is: voorzetselvoorwerp (vv) of bijwoordelijke bepaling (bwb)?

Deze tune moet doorlopen (in het volgende nummer).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijk bepaling

Slide 11 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp?
"Ik pakte de rol koekjes van tafel."
A
De rol koekjes
B
van tafel
C
Ik
D
Er is geen voorzetselvoorwerp.

Slide 12 - Quiz

Deze klas heeft altijd erg veel plezier [in het tekenlokaal].
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Wat is de volgorde bij het benoemen van zinsdelen?
Persoonsvorm
Onderwerp
Wg/ng
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Voorzetselvoorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Drag question

Ontleed de volgende zin door woorden naar de goede zinsdelen te slepen. Er kunnen meerdere woorden bij één zinsdeel staan.

WWG: werkwoordelijk gezegde
OND: onderwerp
LV: lijdend voorwerp
MV: meewerkend voorwerp
BWB: bijwoordelijke bepaling
VZV: voorzetselvoorwerp
timer
1:30
WWG
OND
LV
MV
BWB
VZV
Over
het
algemeen
reageren
patiënten
met
die
ziekte
goed
op
dit
medicijn

Slide 15 - Drag question

Een voorzetselvoorwerp vormt een vaste combinatie tussen werkwoord en voorzetsel;
Het is altijd figuurlijk bedoeld;
Begint altijd met een vast voorzetsel.

vzv
Begint het zinsdeel met een voorzetsel en geeft het een letterlijke plaats aan? Dan is het een bijwoordelijke bepaling.
bwb
bijwoordelijke bepaling
voorzetselvoorwerp
Iedere zondagmiddag luistert mijn vader naar NOS Langs de lijn.
Het nieuwste boek van Mirjam Mous is gebaseerd op waarheid.
De ijverige leerlingen hebben veel plezier in grammatica.
De bus naar Amsterdam wacht al een uur op Sanne.
Gisteren liep ik van Leeuwarden naar Heerenveen.
Terwijl de bus voor school stond, wachtte ik op het plein ernaast.
Vorige week hadden de meiden veel plezier in de achtbaan.

Slide 16 - Drag question

3. Ik vind het makkelijk om het voorzetselvoorwerp te vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Ik snap het voorzetselvoorwerp van grammatica zinsdelen nu.
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Huiswerk voor do 14 januari
De boektoets moet vandaag klaar zijn. Inleveren via Its learning.
Leren het voorzetelvoorwerp (VZV) blz 121
Blz. 122 leren het verschil tussen VZV en bijwoordelijke  bep.
Maken opdr. 1 t/m 6

Slide 19 - Slide