2.4 Massaverhoudingen

2.4 - Massa bij chemische reacties (les 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood

rekenmachine
Telefoons in de telefoontas!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2.4 - Massa bij chemische reacties (les 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood

rekenmachine
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je....

... berekenen hoeveel je van een bepaalde stof nodig hebt aan de hand van een massaverhouding.

Slide 2 - Slide

Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.

Slide 3 - Slide

Wat houdt de wet van Lavoisier in?
  • Het is de wet van behoud van massa. 
  • Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
  • Vaak wordt er gebruik gemaakt van verhoudingen

Slide 4 - Slide

Het maken van een hamburger
1
+ 1
+ 2
+ 3
1
(Bij koken gebruik je vaak de massaverhoudingen!)
       1            :           1             :          2             :            3

Slide 5 - Slide

Rekenen met massaverhoudingen
Recept voor simpele salade van 600 gram.
Benodigdheden: 500 gram sla, 100 gram dressing
sla      +         dressing         ->        salade
500 gram           100 gram                   600 gram   
    
Verhouding is dan 500 : 100. Dat is het zelfde als 5 : 1   


Ook koken voldoet aan de wet van behoud van massa!

Slide 6 - Slide

Vaste verhoudingen                                      



Boek blz 47 figuur 2.11


Slide 7 - Slide

Bij de ontleding van water ontstaan waterstof en zuurstof. Er ontstaat hierbij 160 gram zuurstof. De massaverhouding waterstof : zuurstof is 1 : 8. Hoeveel water is er in het begin aanwezig?

Slide 8 - Slide

Stappenplan: Rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende stof
5. Noteer de conclusie

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

timer
5:00

Slide 11 - Slide

Salmiak maken
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) --> salmiak (s)
Het blijkt dat 36 gram waterstofchloride precies met 17 gram ammoniak reageert.
Volgende de wet van behoud van massa ontstaat er dan 53 gram salmiak (36 + 17 = 53 gram).
De massaverhouding is dan 36 : 17 = of te wel 2,1 : 1,0. 

Slide 12 - Slide

Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
  • Gezamenlijk 
  • Opdrachten van oefenblad opdracht 1 t/m 6

Route 1: "Ik begrijp het!"
  • Zelfstandig (stil!)
  • Maken oefenblad opdracht 1 t/m 6
  • Nakijken via lesson Up klas: Antwoorden Oefenblad 2
timer
30:00

Slide 13 - Slide

Opdracht 1 van het oefenblad
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De massaverhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.

 
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 39 gram zuurstof is.

Slide 14 - Slide

Opdracht 2 van het oefenblad
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 340 gram kaliumchloride te vormen?

Slide 15 - Slide

Opdracht 3 van het oefenblad
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 50 gram koper ontstaat?

Slide 16 - Slide

Wat gaan we doen?
15
Ik kan uitleggen wat de wet van massabehoud is. 
L2
16
Ik kan met een vaste massaverhouding uitrekenen hoeveel stof er theoretisch kan ontstaan of nodig is voor een reactie.
L2
  1. Maken opdracht 4 t/m 6 van het oefenblad, af maken 39 t/m 42
  2. Nakijken oefenblad 1 t/m 6 
  3. Samen verder met oefenen 

Slide 17 - Slide

Wat is deze leerling vergeten?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30

Slide 18 - Slide

Zoek twee fouten die deze leerling heeft gemaakt.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30

Slide 19 - Slide

Stel je kan drie punten krijgen. 
1. Juiste reactieschema.
2. Juiste berekening. 
3. Juiste antwoord + eenheid.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Hoeveel punten krijgt deze leerling van jullie?

Slide 20 - Slide

Wat is de "grappige" fout die hier wordt gemaakt?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Eerste volgende les
  • Oefenblad opdr. 1 t/m 6
  • Maken en nakijken 39 t/m 43 

Slide 22 - Slide

2.4 - Massa bij chemische reacties (les 3)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 23 - Slide

Leerdoelen
15
Ik kan uitleggen wat de wet van massabehoud is. 
L2
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
16
Ik kan met een vaste massaverhouding uitrekenen hoeveel stof er theoretisch kan ontstaan of nodig is voor een reactie.
L2
17
Ik kan uitleggen wat en wanneer er ondermaat en overmaat is. 
L2

Slide 24 - Slide


Keukenzout kan je maken door natrium (s) en chloorgas met elkaar te laten reageren. Bereken hoeveel keukenzout kan er ontstaat uit 80 gram chloor?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide


Magnesiumoxide (s) ontstaat door zuurstof te laten reageren met magnesium. Bereken hoeveel gram magnesium er aanwezig was als er 160 gram magnesiumoxide ontstaat? 

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Overmaat 
en ondermaat

Slide 29 - Slide

Overmaat en ondermaat
Voor cupcakes meng je 200 g meel met 150 g suiker. 
De verhouding is dus 1,33 : 1,0
Als je 500 g meel hebt en 150 gram suiker. Dan blijft er 500 - 200 = 300 g meel over. 
Je hebt een overmaat van 300 gram. 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Wat betekent overmaat?
A
een tekort van een stof voor een volledige reactie
B
dat je na de reactie van een beginstof nog wat over hebt
C
dat je na de reactie geen beginstoffen meer over hebt

Slide 32 - Quiz


Welke stof rechts is bij onderstaande reactie in overmaat, als de reactievergelijking is: 
A
de blauwe deeltjes rechts zijn in overmaat
B
de rode deeltjes rechts zijn in overmaat
C
allebei de deeltjes zijn in overmaat
D
geen van beide deeltjes is in overmaat

Slide 33 - Quiz

Koolstof en zuurstof reageren in de massaverhouding 1,0 : 2,6. Je hebt 200 gram koolstof en 1000 gram zuurstof. Welke stof is er in overmaat?
A
Koolstof
B
Zuurstof
C
Dat valt niet te concluderen
D
Geen idee

Slide 34 - Quiz

IJzer en zwavel reageren in de
massaverhouding 1,7 : 1,0. Voor de reactie is 340 gram ijzer aanwezig en 100 gram zwavel. Welke stof is er in overmaat?
A
IJzer
B
Zwavel
C
Dat valt niet te concluderen
D
Geen idee

Slide 35 - Quiz

In een reactie is de verhouding van
400 g brandstof met 250 g zuurstof = 83: 64.
Welke stof is in overmaat?
A
brandstof
B
zuurstof

Slide 36 - Quiz


Natrium (s) en chloridegas reageren met elkaar tot natriumchloride (s). De massaverhouding is 1:4
Je wil met 14,3 gram chloride werken. Hoeveel gram natrium heb je nodig?

Slide 37 - Open question

Natrium (s) en chloridegas reageren met elkaar tot natriumchloride (s). De massaverhouding is 1:4
Je wil hebt 26,2 gram chloride en 3,67 gram natrium. Wat is de overmaat en hoe groot is de overmaat?

Slide 38 - Open question

Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
  • Gezamenlijk 
  • Opdrachten uit §2.4

  • Nakijken oefenblad via LessonUp
  • Maken opdracht 45 t/m 52 van paragraaf 2.4

Route 1: "Ik begrijp het!"
  • Zelfstandig (stil!)
  • Nakijken oefenblad via LessonUp
  • Maken opdracht 45 t/m 52 van paragraaf 2.4 

Slide 39 - Slide

Formatieve-Toets
  • De toets gaat over hoofdstuk 2 paragraaf 1 t/m 4.

Wat kun je doen in een goede voorbereiding:
- Maken opdrachten van paragraaf 2.5
- Samenvatting maken van §2.1 t/m §2.4 a.d.v. de leerdoelenlijst
- Begrippenlijst maken van §2.1 t/m §2.4
- Opdrachten en ook echt kunnen uitleggen aan een ander.
- Oefenbladen die je in de les hebt gekregen.



Slide 40 - Slide

Oefenen
  • Maken en nakijken paragraaf 2.5
  • Opdracht 1 t/m 29 
  • Maak opdrachten per kopje: campinggas, handwarmers, lucifers, hoogoven en magnesium

Slide 41 - Slide