3M - 5.5 woorden en formuleren

NE M3 
5.5 Woorden + Formuleren (congruentie)
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

NE M3 
5.5 Woorden + Formuleren (congruentie)

Slide 1 - Slide

DOEL

- Je kent de betekenis van de behandelde woorden.
- Je kunt je woordgebruik variëren
-je weet wat congruentie is

Slide 2 - Slide

Uitleg 5.5 Woorden
Een van de lesdoelen: variëren in taalgebruik

variëren = afwisselen

synoniemen = 2 (of meer) woorden met dezelfde betekenis.

Bijvoorbeeld: vriendelijk - aardig


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Waarom moet je variëren in woordgebruik in een tekst?
A
Het maakt je tekst minder saai.
B
Je moet je taalgebruik aanpassen aan doelgroep.
C
Het leest fijner.
D
Om het voor de schrijver leuk te houden.

Slide 5 - Quiz

Sleep de woorden naar de goede plek!
Gewoonlijk
Passen (bij iemand anders)
Bedoeld om geld mee te verdienen
Mogelijk maken
Typisch
Gebruikelijk
Kenmerkend
In staat stellen
Commercieel
Aanmeten

Slide 6 - Drag question

Wanneer hecht je waarde aan iets?
A
Als iets je niets uit maakt.
B
Als je iets belangrijk vindt.

Slide 7 - Quiz

Als mensen jou agressief vinden, dan heb je een ...
A
goede reputatie.
B
slechte reputatie.

Slide 8 - Quiz

Het doet me deugd dat mensen naar elkaar om kijken. Wat betekent het doet me deugd?
A
Dan word je daar blij van
B
Dan vind je het verschrikkelijk

Slide 9 - Quiz

Wat is een audicien?
A
een oogspecialist
B
een gehoorspecialist
C
hartspecialist
D
huidspecialist

Slide 10 - Quiz

"Onze familie woont van oudsher in Noord-Holland."

Wat betekent van oudsher?
A
sinds kort
B
zo lang mensen zich kunnen herinneren

Slide 11 - Quiz

Wat zijn synoniemen van elkaar?
A
routine - reputatie
B
aangelegenheid - initiatief
C
verstandig - wijselijk
D
demonstratief - passief

Slide 12 - Quiz

CONGRUENTIE

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.

Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn. 

En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. 


Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Slide 13 - Slide

Lastige gevallen
45% van de leerlingen vindt wiskunde een moeilijk vak
De media schrijven over het Coronavirus 
een aantal leerlingen kwam te laat in de les
er loopt nu een groep mensen door de straat 
één van de mensen die hier werken, heeft fraude gepleegd
één of meer leerlingen hebben een grapje met mij uitgehaald!

Slide 14 - Slide


De grote zwerm bijen bij het meer achtervolgt Yogi Bear.
A
GOED
B
FOUT

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Welke twee delen van een zin moet je op elkaar afstemmen om congruentiefouten te voorkomen?
......... en .........

Slide 17 - Open question

Wat is congruentie?
A
De pv en het ow mogen afwijken van elkaar
B
ow en pv mogen niet afwijken van elkaar

Slide 18 - Quiz

Is hier sprake van congruentie of incongruentie: Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 19 - Quiz

Is hier sprake van congruentie of incongruentie: Het blijkt dat de jeugd in ons land tamelijk veel alcohol drinken.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 20 - Quiz

Is hier sprake van congruentie of incongruentie? Wist jij dat deze groep rebellen in Congo voor vele misdaden tegen de menselijkheid verantwoordelijk zijn?
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 21 - Quiz

De lading kleding werd naar de winkel gebracht.
A
GOED
B
FOUT

Slide 22 - Quiz

De meerderheid van onze lammetjes dartelen heerlijk in de wei.
A
GOED
B
FOUT

Slide 23 - Quiz

De Hardenbergse jeugd bleek dol op feestjes te zijn.
A
GOED
B
FOUT

Slide 24 - Quiz

De katten werden een leuk trucje geleerd.
A
GOED
B
FOUT

Slide 25 - Quiz

De groep toeristen ……… erg graag de Eiffeltoren bezoeken.
A
wilde
B
wilden

Slide 26 - Quiz

De politie ......... de inbrekers op grote snelheid over de snelweg.
A
achtervolgen
B
achtervolgt

Slide 27 - Quiz

Minder dan de helft van de stemmen ......... geteld bij de finale van de Voice.
A
is
B
zijn

Slide 28 - Quiz

De media ......... ervoor dat BN'ers vaak belaagd ......... .
A
zorgt - wordt
B
zorgt - worden
C
zorgen - worden
D
zorgen - wordt

Slide 29 - Quiz

In het rapport ……... Amnesty dat de Chinese overheid nog veel politieke tegenstanders onder slechte omstandigheden ......... .
A
schrijft - vasthoudt
B
schrijven - vasthouden
C
schrijft - vasthouden
D
schrijven - vasthoudt

Slide 30 - Quiz