Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
Slide 1 - Slide
- Welkom!
- Stillezen
- Feedback schrijfopdracht 3
- Uitleg schrijfopdracht 4 + tijd om te schrijven
- Voor toets: grammatica zinsdelen
Doel:
- Je weet wat je kunt aanpassen om jouw tekst nog beter te maken
- Je kunt aan de slag met de vierde schrijfopdracht
- Je kunt een zin in zindelen verdelen en de delen benoemen.
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Slide
Stillezen
timer
15:00
Zorg dat je na de vakantie een boek uitgelezen hebt.
Slide 3 - Slide
- Gebruik puntjes: ... (3x = goed) - maar doe het niet te vaak.
- Blijf erop letten dat je één tijd aanhoud
-
Feedback opdracht 3:
Slide 4 - Slide
Je verhaal start met een van deze twee zinnen:
‘Na vijf maanden kwam ik/hij/zij/het eindelijk uit het keukenkastje.’
of
‘Na vijf maanden kwam ik/hij/zij/het eindelijk van de zolder.’
Opdracht 4:
- Kies zelf je perpectief.
(Dus ik/hij/zij/het)
- Laat de lezer in het begin nog raden wat voor voorwerp je bent! Noem het wel ergens in het verhaal.
Slide 5 - Slide
Opdracht 4:
Slide 6 - Slide
Welke vragen kun je jezelf stellen in je creatieve denkproces?
- Wie is hij/zij/het? Een mens, een ding, een dier?
Bijvoorbeeld: een stuiterbal, jouw lieveheersbeestjesring, de zingende tuinkabouter, de gemene autoverkoper, Donald Trump?
- Moeite om iets te verzinnen? Laat je vrienden of ouders een voorwerp of persoon voor je kiezen en ga daarmee aan de slag. Je kunt overal een totaal creatief onzinverhaal van maken!
- Hoe was hij/zij/het daar gekomen? Bedenk de weg terug, van de zolder/keukenkast naar … het begin.
Opdracht 4: inspiratie
Slide 7 - Slide
Circa 500 woorden, lettergrootte 11
Correct Nederlands!
Uiterlijk vrijdag 17 februari inleveren via Teams
Opdracht 4: eisen:
Slide 8 - Slide
Je verhaal start met een van deze twee zinnen:
‘Na vijf maanden kwam ik/hij/zij/het eindelijk uit het keukenkastje.’
of
‘Na vijf maanden kwam ik/hij/zij/het eindelijk van de zolder.’
Opdracht 4:
- Kies zelf je perpectief.
(Dus ik/hij/zij/het)
- Laat de lezer in het begin nog raden wat voor voorwerp je bent! Noem het wel ergens in het verhaal.
Start met je verhaal!
Eisen:
Circa 500 woorden, lettergrootte 11
Correct Nederlands!
Uiterlijk vrijdag 17februari inleveren via Teams
Slide 9 - Slide
Grammatica
Slide 10 - Mind map
1. De verschillende onderdelen van een zin, verdeeld over de functie
2. Elk woord noem je los in een zin.
Grammatica
Slide 11 - Slide
Wat zie je allemaal
op dit plaatje?
Grammatica zinsdelen
Slide 12 - Slide
Een zin kan uit de volgende onderdelen bestaan:
- Een actie;
- Een uitvoerder;
- Een voorwerp waarmee de handeling uitgevoerd wordt;
- Iemand waarvoor iets gedaan wordt/ aan wie iets geven wordt;
- Een tijd waarop iets gebeurt;
- Een plaats waar iets gebeurt;
- Een manier waarop iets gebeurt.
Grammatica zinsdelen
Slide 13 - Slide
Een zin kan uit de volgende onderdelen bestaan:
- Een actie;
- Een uitvoerder;
- Een voorwerp waarmee de handeling uitgevoerd ;
- Iemand waarvoor iets gedaan wordt/ aan wie iets geven wordt;
- Een tijd waarop iets gebeurt;
- Een plaats waar iets gebeurt;
- Een manier waarop iets gebeurt.
- Extra informatie binnen een zinsdeel
Onderwerp
persoonsvorm/ gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepaling
Bijvoegelijke bepaling
Slide 14 - Drag question
Verschillende zinsdelen:
Persoonsvorm: andere tijd/ andere hoeveelheid
Onderwerp: wie/wat + persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde: OW doet iets -> alle werkwoorden in de zin
Naamwoordelijk gezegde: OW is iets -> eigenschap ow en alle ww in de zin