Quiz Criminaliteit H9.1 t/m 9.3

1 / 18
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is een overtreding?
A
Een ernstig strafbaar feit
B
Een minder ernstig strafbaar feit

Slide 2 - Quiz

Misdrijf of overtreding?
Fiets stelen
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 3 - Quiz

Misdrijf of overtreding?
Door rood rijden
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 4 - Quiz

Je krijgt een strafblad als je ………………
Welke woorden zijn weggelaten?

A
een overtreding begaat.
B
een bekeuring krijgt.
C
wordt aangehouden.
D
een misdrijf begaat.

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen 'asociaal gedrag' en 'strafbaar gedrag'?
A
Bij strafbaar gedrag hou je geen rekening met anderen, bij asociaal gedrag wel.
B
Asociaal gedrag staat niks over in de wet geschreven. Strafbaar gedrag wel.
C
Strafbaar gedrag staat niks over in de wet geschreven. Asociaal gedrag wel.
D
Er is geen verschil, beide zijn strafbare feiten.

Slide 6 - Quiz

Welke van de volgende is geen strafbaar gedrag volgens het Wetboek van Strafrecht?
A
Zwart werken bij de Albert Heijn
B
Voorkruipen in de rij bij de Albert Heijn
C
Een blikje cola jatten bij de Albert Heijn
D
Een medewerker van de Albert Heijn uitschelden

Slide 7 - Quiz

Asociaal of strafbaar gedrag?
Je laat een scheet in de bus
A
asociaal gedrag
B
strafbaar gedrag

Slide 8 - Quiz

Asociaal of strafbaar gedrag?
Je steekt je middelvinger op in het verkeer.
A
asociaal gedrag
B
strafbaar gedrag

Slide 9 - Quiz

Asociaal of strafbaar gedrag?
Je fietst door terwijl het stoplicht op rood staat.
A
asociaal gedrag
B
strafbaar gedrag

Slide 10 - Quiz

timer
0:20
Overtreding
Misdrijf
Je neemt een zak snoep mee bij de kruidvat zonder te betalen
Je rijdt 60 op een weg waar 50 toegestaan is
Je bent betrokken bij een overval op een snackbar 
Je gooit je afval naast de prullenbak
Je probeert in te breken in een huis maar het mislukt. De politie ziet je.

Slide 11 - Drag question

Wat is een voorbeeld van tijdgebonden criminaliteit?
A
Cafés mogen na 12 uur 's nachts geen bezoekers meer binnenlaten
B
Homoseksualiteit is strafbaar in Iran, maar niet in Nederland
C
De rechter mag voor diefstal maximaal 4 jaar gevangenisstraf opleggen
D
Vreemdgaan was vroeger strafbaar, maar nu niet meer

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van plaatsgebonden criminaliteit?
A
Cafés mogen na 12 uur 's nachts geen bezoekers meer binnenlaten
B
Homoseksualiteit is strafbaar in Iran, maar niet in Nederland
C
De rechter mag voor diefstal maximaal 4 jaar gevangenisstraf opleggen
D
Vreemdgaan was vroeger strafbaar, maar nu niet meer

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN risicofactor voor het vergroten van crimineel gedrag ?
A
Slechte opvoeding
B
Biologische factoren als ADHD
C
Alcohol of drugs
D
grote sociale controle

Slide 14 - Quiz

Wat is de betekenis van risicofactoren?
A
Omstandigheden die de kans op crimineel gedrag verkleinen
B
Omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten.
C
Omstandigheden die ervoor zorgen dat je crimineel wordt.
D
Omstandigheden die ervoor zorgen dat je nooit iets fout doet.

Slide 15 - Quiz

Wat is een risicofactor vanuit PERSOONLIJKE
omstandigheden?
A
Armoede
B
Weinig controle
C
Normvervaging
D
Slechte opvoeding

Slide 16 - Quiz

Wat is een risicofactor vanuit MAATSCHAPPELIJKE omstandigheden?
A
Groepsdruk
B
Onder invloed van drugs/alcohol
C
Lage pakkans
D
Geen diploma

Slide 17 - Quiz

Hoe meer sociale controle, hoe groter de pakkans
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz