1e 08-04-2024

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Slide

Programma 1e woensdag

  • 5 minuten stil lezen.
  • Terugblik.
  • Uitleg onderwerp.
  • Oefenen.

Slide 2 - Slide

Dinsdag 16 april toets Grammatica 2

Wat je moet leren staat in SOM.

Slide 3 - Slide

 Stil lezen
5 minuten.
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Terugblik
  • Pv.
  • W.w.g

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

 
Hij ruimt de afwas op.

Slide 6 - Slide

Het werkwoord opruimen.
Het werkwoord opruimen is een splitsbaar werkwoordHet staat dus gesplitst in een zin, bijvoorbeeld:

  • Hij ruimt de afwas op. > ruimt op is de persoonsvorm, want het komt van het werkwoord opruimen.
  • Ik bel mijn moeder op. > bel op is de persoonsvorm, want het hele werkwoord is opbellen.

Slide 7 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb gisteren voetbaltraining gehad.

Slide 8 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin samen.

Bijvoorbeeld:
Ik heb gisteren voetbaltraining gehad.
W.w.g. = heb gehad.

Slide 9 - Slide

Vandaag komt er een zinsdeel bij: het onderwerp
Je vindt het onderwerp door deze vraag te stellen:
Wie/wat+ gezegde= onderwerp.

Daarvan komt nu een voorbeeld...

Slide 10 - Slide

Voorbeeld onderwerp vinden
Het oude Griekenland bestond lang geleden.
  • Pv: bestond. 
  • Wwg: bestond
  • Onderwerp= Wie/wat + gezegde?
Dus: Wie/ wat bestond?
Onderwerp: Het oude Griekenland

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin?

Leeuwen zijn mijn lievelingsdieren.

Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin?

De hond blaft naar de buurman.

Slide 13 - Slide

Oefenen
Schrijf de pv, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp van deze zinnen op:
  1. Niemand had het zien aankomen.
  2. Myrthe leert via social media een leuke jongen kennen.
  3. Drones zijn interessant en niet moeilijk te bouwen.
timer
3:00

Slide 14 - Slide

Nakijken persoonsvorm
  1. Niemand had het zien aankomen. 
Had niemand het zien aankomen?
2. Myrthe leert via social media een leuke jongen kennen. 
 Leert Myrthe via social media een leuke jongen kennen?
3. Drones zijn interessant en niet moeilijk te bouwen. 
ZIjn drones interessant en niet moeilijk om te bouwen?

Slide 15 - Slide

Nakijken werkwoordelijk gezegde
w.w.g. = alle werkwoorden die in de zin staan.
  1. Niemand had het zien aankomen. > w.w.g.= had zien aankomen.
  2. Myrthe leert via social media een leuke jongen kennenw.w.g.= leert kennen
  3. Drones zijn interessant en niet moeilijk te bouwen. w.w.g. = zijn te bouwen.

Slide 16 - Slide

Nakijken onderwerp
Onderwerp= Wie/wat + w.w.g. ?
  1. Niemand had het zien aankomen. 
Wie/wat had zien aankomen? > Niemand.
2Myrthe leert via social media een leuke jongen kennen.
Wie/wat leert kennen? > Myrthe.
3. Drones zijn interessant en niet moeilijk te bouwen.
Wie/wat zijn te bouwen? > Drones.

Slide 17 - Slide

Huiswerk nakijken
  • Les 3 van Grammatica 2 was huiswerk.
  • Opdracht 8 van les 3 kijken we na. Pak die opdracht erbij.

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken
  • Maak van les 4 (Grammatica 2) opdracht 1tm/5.
  • Dat is ook het huiswerk.

Slide 19 - Slide

Regels
Wie weet nog welke regels er in de les gelden?

Slide 20 - Slide

Regels in de klas
  1. Tijdens de opstart + uitleg praat je alleen als je je vinger opsteekt en je de beurt krijgt.
  2. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  3. Als we het lokaal verlaten, staan de tafels recht en zijn de stoelen aangeschoven.
  4. We gaan respectvol om met de docent om.


Slide 21 - Slide

Als je je niet aan de regels houdt
1 streepje = waarschuwing.
2e streepje = Regels overschrijven.
3e streepje = nablijven.

Slide 22 - Slide