1.4

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Naam	Nummer	Naam	Nummer
Mustafa Al Dujaili	1	Hanin Hajkadour	13
Gacel Alghaeb	2	Rukia Hussein	14
Esma Arik	3	Lisanne Kelder	15
Hajar Arojan	4	Raziël Mostert	16
Joud Asfari	5	Adan Muse	17
Dana Bataineh	6	Shadi Nokarizi	18
Jaylon van den Berg	7	Marte Poortinga	19
Shadira De Bique	8	Keano Sarkez Lelham	20
Tara van Diepen	9	Shamira Sleijster	21
Selin Erçetin	10	Wadil Ben Soltana Seghari	22
Jax Everts	11	Jessica Wensink	23
Jale Gunes	12		24
			25

Wat gaan we doen?

• Herhalen vorige les.
• Huiswerk controleren.
• Uitleg 1.4
• Werken.
• Uitleg 1.4

Egyptische bierbrouwer

Wat heeft de bron te maken met irrigatielandbouw?

Nakijken.

• Paragraaf 1.2 vraag 12 + 1.3 vraag 1 t/m 9.
• Eén persoon leest de vraag voor.
• Heb je iets anders? Steek je vinger op en zeg het, soms is meer dan één antwoord goed.
•  Zorg ervoor dat je de juiste antwoorden overneemt.

Leerdoelen

• Ik kan beschrijven hoe de Egyptenaren hun goden vereerden en uitleggen
  

waarom ze dat belangrijk vonden.

• Ik kan beschrijven hoe de Egyptenaren dachten over het leven na de dood.
• Ik kan uitleggen om welke twee redenen de farao belangrijk was in de godsdienst van de Egyptenaren.

Egyptische goden.

• Egyptenaren geloofden in heel veel goden, ze waren polytheïsten.
• Goden regelden alles. Egyptenaren aanbaden die goden, maar ook de natuur (rivieren en plekken). Dat heet natuurgodsdienst.
• De goden werden in tempels vereerd. De priesters vertelden wat de goden wilden.

Osiris

Anubis

Ammit

Thoth

• Mummies:
• Rijke Egyptenaren lieten zich mummificeren. 
• Ze dachten dat er een lichaam nodig was om naar het dodenrijk te gaan.

God-farao's

De farao's hadden direct met Godsdienst te maken, omdat:

1. De farao's moesten de Goden tevreden houden. Ze stelden daarom priesters aan en bouwden tempels.
2. De farao's waren zonnegoden die na hun dood een plekje kregen tussen de Goden. Ze lieten piramides bouwen als grafmonumenten. 

Aan het werk.

10 minuten. 

Werk in tweetallen of met z'n drieën.

Lees  blz 42 en 43.

Maak vraag 1 t/m 14.