Verhaal vertellen
- Maak tweetallen (A en B)
- A vertelt aan B over zijn/haar vakantie en B luistert
- Let op! De volgende woorden mag je niet gebruiken in je verhaal
- Hierna wisselen we van rol
Verboden woorden En, maar, want, dus, daarom, vanwege, omdat, daardoor, doordat, toen, door, ook, dan, daarna.
- B: kies drie woorden uit (vertel niet welke!) waar je op gaat letten. Turf hoe vaak A deze woorden toch gebruikt.