Herhaling toetsstof Lezen 3

Toetsstof
Wat moet je weten voor de toets?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Toetsstof
Wat moet je weten voor de toets?

Slide 1 - Slide

De toets
- Signaalwoorden (dus, want, toen...)
- Verwijswoorden (die, zij, haar..)
- Vragen bij een tekst
- Hoofdzaak
- Leestrategieën (zoeken/grondig/scannend..)

Slide 2 - Slide

Signaalwoorden 

Geven een signaal. 
VB: omdat, want, dus, toen, en, dan, daarom.

Er hoort altijd een verband bij.
VB: opsomming, tegenstelling, conclusie, reden.

Verwijswoorden

Verwijzen naar een ander woord in de zin.

VB: ze, haar, hij, het, zij, die, dat.

Slide 3 - Slide

Jayden is ziek DUS hij gaat vandaag niet naar school.
'Dus' is:
A
Een verwijswoord
B
Een signaalwoord

Slide 4 - Quiz

Welk verband past het beste bij het signaalwoord 'dus'?
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Tegenstelling
D
Tijd

Slide 5 - Quiz

Mevrouw Levison vraagt om stilte, ze wil met de les beginnen.
'Ze' is:
A
Een verwijswoord
B
Een signaalwoord

Slide 6 - Quiz

Mevrouw Levison vraagt om stilte, ze wil met de les beginnen.
'Ze' verwijst naar:
A
stilte
B
de les
C
beginnen
D
Mevrouw Levison

Slide 7 - Quiz

Ik wil misschien naar BWI maar ik vind motoren ook leuk.
Wat is een signaalwoord?
A
misschien
B
leuk
C
naar
D
maar

Slide 8 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij 'maar'?
A
Tegenstelling
B
Uitleg
C
D
Conclusie

Slide 9 - Quiz

Er is een grote vraag naar technische mensen, die zijn er te weinig.
'Die' is een:
A
Verwijswoord
B
Signaalwoord

Slide 10 - Quiz

Er is een grote vraag naar technische mensen, die zijn er te weinig.
'Die' verwijst naar:
A
grote vraag
B
technische mensen
C
D
te weinig

Slide 11 - Quiz

Meer info in de toolbox!
Signaalwoorden en verwijswoorden maken een tekst begrijpelijk.

Ga naar Plot26/ toolboxen (T) / zoek op signaalwoorden en verwijswoorden.

Slide 12 - Slide