Hoe herken je het zelfstandig naamwoord? - enkelvoud/meervoud : hond/honden - verkleinwoord : hondje - lidwoord ervoor zetten : de hond
Slide 7 - Slide
Bijvoeglijk naamwoorden (bn)
Bijvoeglijk naamwoorden geven extra informatie over zelfstandig naamwoorden. (Geuren, kleuren, lengte, breedte, hoogte, grootte, stoffen)
Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?
- Een bijvoeglijk naamwoord kan voor OF achter het zelfstandig naamwoord staan. Dat is een spannende film. / De film is spannend. - Een bijvoeglijk naamwoord heeft een korte vorm (zonder -e) een lange vorm. Het spannende boek. / Het boek is spannend.
- Je kan de trappen van vergelijking gebruiken.
Spannend - Spannender - Spannendst.
Slide 8 - Slide
Voorzetsel (vz)
Voorzetsels zijn korte woorden die iets aangeven: - plaats : Het ligt op de kast - tijd : In de pauze koop ik een broodje - reden/oorzaak: Door de regen kwam ik te laat op school.
Hoe herken je een voorzetsel?
- Je kan het voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten in de boom / op de kast / achter de stoel / naast de tafel
- Het staat meestal aan het begin van de zin
Slide 9 - Slide
Voorzetsel (VZ)
Voorzetsels zijn onder andere:
Slide 10 - Slide
Is 'slapen' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord
Slide 11 - Quiz
Wat is een werkwoord? Een werkwoord geeft aan:
A
mens, dier of ding
B
wat iets/iemand doet of wat iets/iemand is
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets maakt
Slide 12 - Quiz
Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
"Dat is zijn sporttas."
A
werkwoord
B
geen werkwoord
Slide 13 - Quiz
De lidwoorden 'de' en 'het' zijn ... lidwoorden.
A
bepaalde
B
onbepaalde
Slide 14 - Quiz
Wat is het bepaald lidwoord/ wat zijn de bepaalde lidwoorden?
A
een
B
de
C
de,het
D
een,de
Slide 15 - Quiz
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader
Slide 16 - Quiz
Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat
Slide 17 - Quiz
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 18 - Quiz
'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
Slide 19 - Quiz
Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze
Slide 20 - Quiz
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 21 - Quiz
Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter, sinds
C
raam, deur, wand, vakantie
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen
Slide 22 - Quiz
Wat is GEEN voorzetsel?
A
tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs
Slide 23 - Quiz
Aan de slag
Je gaat nu bezig met de opdrachten met de herhaling van jaar 1.