14.3-2 Impulsgeleiding deel 2

14.3 Impulsgeleiding deel 2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

14.3 Impulsgeleiding deel 2

Slide 1 - Slide

Vul in
aan/uit
open/dicht
open/dicht

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Doel 14.3
Je leert hoe neuronen signalen verwerken en hoe ze impulsen geleiden

Slide 4 - Slide

Benoem 1-5

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Refractaire periode
Vanaf depolarisatie is er een periode dat het neuron tijdelijk ongevoelig is voor nieuwe prikkels. Deze tijd heet de absoluut refractaire periode


Slide 7 - Slide

Refractaire periode
Na de hyperpolarisatie zijn de Na+ poorten nog gesloten maar is de rustpotentiaal nog niet bereikt. Deze periode heet de relatief refractaire periode. In deze periode kan alleen een extra sterke prikkel het neuron opnieuw prikkelen.

Slide 8 - Slide

Lange afstanden
Lange uitlopers hebben een myelineschede.

Deze myelineschede versnelt de impuls geleiding.

Slide 9 - Slide

Lange afstanden
Op de plek van de myeline kunnen er geen ionen in of uit de cel. Er bevinden zich geen Na+/K+-pompen of Na+ en K+ poorten.
Op de plek van de insnoering van Ranvier kan dit wél.
Hierdoor 'springt' de impuls van insnoering naar insnoering. Dit is nóg sneller.
Dit heet saltatoire impulsgeleiding.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Prikkelsterkte 
De actiepotentiaal is altijd even sterk (max mV = +30 mV)

Alles of niets principe: Te zwakke prikkel -> te weinig chemisch/mechanisch gestuurde natriumpoorten gaan open -> Niet genoeg natrium naar binnen -> spanningsgestuurde natriumpoorten blijven dicht -> geen actie potentiaal

Normale prikkel: Genoeg chemisch/mechanisch  gaan open -> natrium naar binnen -> membraanpotentiaal boven drempelwaarde (-50) -> spanningsgestuurde natriumpoorten open -> actiepotentiaal

Heel sterke prikkel -> veel actiepotentialen achter elkaar (hoge frequentie)

Slide 12 - Slide

Kleine lesafsluiter
1. Wat is de reden dat tijdens de absoluut refractaire periode er geen nieuwe impulsen kunnen lopen?
2. Tijdens welk moment staat de Natrium Kalium pomp uit?
3. Op welke manier zorgen myelineschedes ervoor dat impulsen sneller kunnen lopen door een axon?
4. Hoe maakt het zenuwstelsel onderscheidt tussen verschillende sterkte van prikkels?

Slide 13 - Slide

Doel 14.3
Je hebt geleerd hoe neuronen signalen verwerken en hoe ze impulsen geleiden

Slide 14 - Slide

Begrippen 14.3
prikkelsterkte, insnoering van Ranvier, saltatoire impulsgeleiding
timer
8:00

Slide 15 - Slide