4H - Oefentoets Kapitel 3

4H - Oefentoets Kapitel 3
1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4H - Oefentoets Kapitel 3

Slide 1 - Slide

Inhalt
Wörter Lektion 1 t/m 7
Redemittel Lektion 6
Grammatik A (Zahlen)
Grammatik B (Imperativ)
Grammatik C (Adjektiv)
Grammatik D (Adverbien & Konjunktionen)

Slide 2 - Slide

Wörter Lektion 1 t/m 7

Slide 3 - Slide

Vertaal:

die Geschwindigkeit

Slide 4 - Open question

Vertaal:

die Laune

Slide 5 - Open question

Vertaal:

höflich

Slide 6 - Open question

Vertaal:

erwähnen

Slide 7 - Open question

Vertaal:

die Daten

Slide 8 - Open question

Vertaal:

de menukaart

Slide 9 - Open question

Vertaal:

de ingrediënten

Slide 10 - Open question

Vertaal:

gewiss

Slide 11 - Open question

Vertaal:

der Fehler

Slide 12 - Open question

Vertaal:

schmerzen

Slide 13 - Open question

Vertaal:

de koorts

Slide 14 - Open question

Vertaal:

overgeven

Slide 15 - Open question

Vertaal:

spenden

Slide 16 - Open question

Redemittel Lektion 6

Slide 17 - Slide

Vertaal:

Wauw! We hebben een tafel bij het raam met prachtig uitzicht!

Slide 18 - Open question

Vertaal:

We willen vanavond naar de Griek gaan. Ik heb al gereserveerd.

Slide 19 - Open question

Vertaal:

We balen ervan, dat we zo lang op ons eten moeten wachten.

Slide 20 - Open question

Grammatik A - Zahlen

Slide 21 - Slide

Schrijf het volgende getal uit:

2012

Slide 22 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:

57

Slide 23 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:

290

Slide 24 - Open question

Schrijf het volgende getal uit:

83

Slide 25 - Open question

Schrijf het volgende rangtelwoord uit:

15e

Slide 26 - Open question

Schrijf het volgende rangtelwoord uit:

72e

Slide 27 - Open question

Schrijf het volgende rangtelwoord uit:

11e

Slide 28 - Open question

Schrijf het volgende rangtelwoord uit:

3e

Slide 29 - Open question

Schrijf het volgende rangtelwoord uit:

450e

Slide 30 - Open question

Grammatik B - Imperativ

Slide 31 - Slide

(Kommen) Sie nach Hause!
A
Kommt
B
Kommen
C
Kömmen
D
Komm

Slide 32 - Quiz

(Lassen) .... mich in Ruhe, Peter!
A
Lasst
B
Lasse
C
Lass
D
Lassen Sie

Slide 33 - Quiz

Ilse und Erika, ...... (warten) auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet

Slide 34 - Quiz

(Sein) still! (du-vorm)
A
bist
B
sei
C
seine
D
seien

Slide 35 - Quiz

(Geben) (du-vorm) mir das Wasser!
A
gib
B
geb
C
gebe
D
gibe

Slide 36 - Quiz

(Haben) keine Angst! (ihr-vorm)
A
haben
B
habe
C
habt
D
hab

Slide 37 - Quiz

Grammatik  C - Adjektive

Slide 38 - Slide

1. D____ neu_______ Schüler (m) heißt Adrian.
A
Der neue
B
Der neuen
C
Der neuem
D
Der neues

Slide 39 - Quiz

2. Er denkt an sein___ warm_____ Bett (o).
A
seinem warmen
B
seinem warme
C
seinem warmes
D
seinen warmer

Slide 40 - Quiz

3. Bei slecht_____ Wetter (o) bleibe ich lieber zu Hause!
A
schlechter
B
schlechtes
C
schlechtem
D
schlechten

Slide 41 - Quiz

4. Wir haben ein_____ sehr nett____ Mitbewohner (m).
A
einer netter
B
einen netten
C
eines netten
D
einen netter

Slide 42 - Quiz

5. Einig____ deutsch____ Musikgruppen (mv) sind weltberühmt.
A
Einige deutschen
B
Einigen deutschen
C
Einiger deutschen
D
Einige deutsche

Slide 43 - Quiz

6. Kannst du mir mit dies_____ schwierig____ Aufgabe (v) helfen?
A
diesen schwierigen
B
diesem schwieriger
C
dieser schwierigem
D
dieser schwierigen

Slide 44 - Quiz

Grammatik D - Adverbien & Konjunktionen

Slide 45 - Slide

Wir dürfen nicht sprechen, wann/wenn wir essen.
A
wann
B
wenn

Slide 46 - Quiz

Ich meine das Haus, das / dass dort gebaut wird.
A
das
B
dass

Slide 47 - Quiz

Das Telefon läutete, damals / als ich gehen wollte.
A
damals
B
als

Slide 48 - Quiz

Die Jacke kostet sondern / nur 15 Euro.
A
sondern
B
nur

Slide 49 - Quiz

Wissen Sie, ob / oder dieser Zug nach Berlin fährt?
A
ob
B
oder

Slide 50 - Quiz

Möchtest du nach Deutschland ob / oder Frankreich?
A
ob
B
oder

Slide 51 - Quiz