Grammatik: Konjunktionen und Adverbien + Aufgabe 46, 47, 48
Lesen: Lektion 7 'Schokolade für die Gesundheit' & Wörterbuch + Aufgabe 57, 58 (Havo examentekst)
Lernziele
Je leert nieuwe woorden en verbreedt je (receptieve) woordenschat.
Je kunt voegwoorden en bijwoorden op verschillende manieren gebruiken en kent de verschillen.
Je kunt woorden in een woordenboek opzoeken.
Slide 3 - Slide
Toets Vokabeln - K3 (V4duG4)
timer
15:00
Slide 4 - Slide
Grammatik: Konjunktionen
Voegwoorden (Konjunktionen)
Een voegwoord zorgt voor het verbinden van zinnen of zinsdelen. Voegwoorden worden gebruikt om bijzinnen toe te voegen en worden van de hoofdzin gescheiden door een komma. Een voegwoord geeft tevens een verband aan.
Bijvoorbeeld:
Wir nehmen es mit, denn wir finden es schön. - We nemen het mee, want we vinden het mooi. (denn --> want --> argumentatie)
Wir trinken keinen Tee, sondern einen Kaffee. - We drinken geen thee, maar wij een koffie. (sondern --> maar --> tegenstelling)
Slide 5 - Slide
Grammatik: Adverbien (bijwoorden)
Adverbien (bijwoorden)
woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of (soms) een zelfstandig naamwoord nader bepalen.
Sommige woorden kunnen als bijwoord en voegwoord voorkomen.
Beispiele:
Ich habe Hunger. Ich kaufe deshalb ein Brötchen.
Der Wind war nicht stark, trotzdem wehte er den Luftballon fort.
Slide 6 - Slide
wanneer
wann --> als het om tijd gaat
wenn --> als het om een voorwaarde gaat
Slide 7 - Slide
Toen
als --> op een specifiek moment
damals --> in de betekenis van "vroeger"
Slide 8 - Slide
Of
oder --> een keuze uit twee alternatieven.
ob --> geen keuze uit twee of meer alternatieven
entweder ... oder --> het een of het ander (of... of...)
Slide 9 - Slide
anders
anders --> op een andere manier
sonst --> in andere gevallen
Slide 10 - Slide
omdat, want
omdat = weil (onderschikkend)
want = denn (nevenschikkend)
Slide 11 - Slide
terwijl, tijdens = während (+ 2e)
Währendder Pause essen wir Brot. Der Lehrer unterrichtet, während seiner Frau kocht.
Slide 12 - Slide
dat
das = het --> als lidwoord (onzijdig)
das = dat --> als betrekkelijk voornaamwoord; het slaat terug op een onzijdig zelfstandig naamwoord.
dass = dat --> voegwoord (slaat niet terug op een zelfstandig naamwoord)
Slide 13 - Slide
maar
maar
aber --> bij een beperking
sondern --> bij een tegenstellig na een ontkenning
nur --> in de betekenis van 'slechts' niet alleen ... maar ook
nicht nur ... sondern auch --> bij een toevoeging
Slide 14 - Slide
dan
dann --> daarna, dan, in dat geval (voorwaarde, volgorde verwijzing naar tijd, kan beklemtoond worden)
denn --> dan toch (altijd zonder klemtoon)
Slide 15 - Slide
helemaal
gar / überhaupt --> in combinatie met een ontkennend woord.
ganz --> in andere gevallen.
Slide 16 - Slide
noch ... noch
weder ... noch Mein Bruder hat weder den Tisch gedeckt noch gestaubsaugt.
Slide 17 - Slide
Grammatik: Adverbien & Konjunktionen
timer
20:00
Was
Machen K3 Aufgabe 46, 47, 48 (S.127)
Wie
Lies die Aufgaben und ergänze die richtigen Adverbien/Konjunktionen
Mit wem
Selbstständig, in Ruhe
Hilfsmittel
VAKBOEKJE Paragraf 33 (S.40 -42)
Zeit
10 Minuten
Ergebnis
Die Antworten werden am Ende der Stunde besprochen
Fertig
Lesen Buch oder Buchbesprechung schreiben
Slide 18 - Slide
Wie findet man die Übersetzung?
1. Zoek onderstaande woorden zo snel mogelijk in het woordenboek op.
2. Wie hast du sie gefunden?
- ausgeübt
- unfähig
- Sofortlieferung
- Vorschläge
timer
3:00
Slide 19 - Slide
Lesen:Lektion 7 Examentraining (havo)
Wie
1. Gemeinsam: Strategie lesen
2. Gemeinsam üben mit Wörterbuch
3. Selbstständig lesen und machen Aufgabe 57, 58 (S. 134)
Mit wem
Selbstständig, in Ruhe
Hilfsmittel
Wörterbuch D-N
Zeit
20 Minuten
Ergebnis
Die Antworten werden am Ende der Stunde besprochen
Fertig
1. Lesen Buch oder Buchbesprechung schreiben
timer
25:00
Slide 20 - Slide
Nächste Stunde
Neues Buch lesen
Sprechen
Hören und Sehen
Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.