V4 - week 14 - les 1, 2

V4 - Woche 14 - Stunde 1, 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

V4 - Woche 14 - Stunde 1, 2

Slide 1 - Slide

Auf dem Tisch

Klaarleggen:
  • Arbeitsbuch + Fachbuch
  • Heft 
  • Stift
Anfangsaufgabe
  1. Nimm ein Buch vom Stapel. 
  2. Wir lesen 10 Minuten. 
  3. Notiere ins auf welche Seite du geblieben bist. 

        (Buchbesprechung Tschick af)

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planung Stunde 1, 2


Toets Vokabeln Kapitel 3 (V4duG3)


      Grammatik: Konjunktionen und Adverbien + Aufgabe 46, 47, 48


        Lesen: Lektion 7 'Schokolade für die Gesundheit' & Wörterbuch + Aufgabe 57, 58 (Havo examentekst) 
        Lernziele



                • Je leert nieuwe woorden en verbreedt je (receptieve) woordenschat. 

                • Je kunt voegwoorden en bijwoorden op verschillende manieren gebruiken en kent de verschillen. 

                • Je kunt woorden in een woordenboek opzoeken. 


                  Slide 3 - Slide

                  Toets Vokabeln -  K3 (V4duG4)
                  timer
                  15:00

                  Slide 4 - Slide

                  Grammatik: Konjunktionen 
                  Voegwoorden (Konjunktionen)
                  Een voegwoord zorgt voor het verbinden van zinnen of zinsdelen. Voegwoorden worden gebruikt om bijzinnen toe te voegen en worden van de hoofdzin gescheiden door een komma. Een voegwoord geeft tevens een verband aan. 
                  Bijvoorbeeld:
                  • Wir nehmen es mit, denn wir finden es schön. - We nemen het mee, want we vinden het mooi. (denn --> want --> argumentatie)
                  • Wir trinken keinen Tee, sondern einen Kaffee. - We drinken geen thee, maar wij een koffie. (sondern --> maar --> tegenstelling)




                  Slide 5 - Slide

                  Grammatik: Adverbien (bijwoorden)
                  Adverbien (bijwoorden)
                  • woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of (soms) een zelfstandig naamwoord nader bepalen. 
                  • Sommige woorden kunnen als bijwoord en voegwoord voorkomen.

                  Beispiele:
                  • Ich habe Hunger. Ich kaufe deshalb ein Brötchen.
                  • Der Wind war nicht stark, trotzdem wehte er den Luftballon fort.

                  Slide 6 - Slide

                  wanneer
                  • wann --> als het om tijd gaat
                  • wenn --> als het om een voorwaarde gaat 

                  Slide 7 - Slide

                  Toen
                  • als --> op een specifiek moment
                  • damals --> in de betekenis van "vroeger" 

                  Slide 8 - Slide

                  Of
                  • oder --> een keuze uit twee alternatieven.
                  • ob --> geen keuze uit twee of meer alternatieven
                  • entweder ... oder --> het een of het ander (of... of...)

                  Slide 9 - Slide

                  anders 
                  • anders --> op een andere manier
                  • sonst --> in andere gevallen 

                  Slide 10 - Slide

                  omdat, want
                  omdat = weil (onderschikkend)
                  want = denn (nevenschikkend) 

                  Slide 11 - Slide

                  terwijl, tijdens = während (+ 2e)
                  Während der Pause essen wir Brot.
                  Der Lehrer unterrichtet, während seiner Frau kocht. 

                  Slide 12 - Slide

                  dat
                  • das = het --> als lidwoord (onzijdig)
                  • das = dat --> als betrekkelijk voornaamwoord; het slaat terug op een onzijdig zelfstandig naamwoord. 
                  • dass = dat --> voegwoord (slaat niet terug op een zelfstandig naamwoord) 

                  Slide 13 - Slide

                  maar
                        maar
                  • aber --> bij een beperking
                  • sondern --> bij een tegenstellig na een ontkenning
                  • nur --> in de betekenis van 'slechts'
                    niet alleen ... maar ook
                  • nicht nur ... sondern auch --> bij een toevoeging

                  Slide 14 - Slide

                  dan
                  • dann --> daarna, dan, in dat geval (voorwaarde, volgorde verwijzing naar tijd, kan beklemtoond worden) 
                  • denn --> dan toch (altijd zonder klemtoon)

                  Slide 15 - Slide

                  helemaal
                  • gar / überhaupt --> in combinatie met een ontkennend woord.
                  • ganz --> in andere gevallen.  

                  Slide 16 - Slide

                  noch ... noch
                  • weder ... noch
                    Mein Bruder hat weder den Tisch gedeckt noch gestaubsaugt.  

                  Slide 17 - Slide

                  Grammatik: Adverbien & Konjunktionen
                  timer
                  20:00
                  Was
                  Machen K3 Aufgabe 46, 47, 48 (S.127)
                  Wie
                  Lies die Aufgaben und ergänze die richtigen Adverbien/Konjunktionen
                  Mit wem
                  Selbstständig, in Ruhe
                  Hilfsmittel
                  VAKBOEKJE Paragraf 33 (S.40 -42)
                  Zeit
                  10 Minuten
                  Ergebnis
                  Die Antworten werden am Ende der Stunde besprochen
                  Fertig
                  Lesen Buch oder Buchbesprechung schreiben

                  Slide 18 - Slide

                  Wie findet man die Übersetzung?
                  1. Zoek onderstaande woorden zo snel mogelijk in het woordenboek op. 
                  2. Wie hast du sie gefunden?
                  - ausgeübt
                  - unfähig
                  - Sofortlieferung
                  - Vorschläge

                  timer
                  3:00

                  Slide 19 - Slide

                  Lesen: Lektion 7 Examentraining (havo)
                  Wie
                  1. Gemeinsam: Strategie lesen
                  2. Gemeinsam üben mit Wörterbuch
                  3. Selbstständig lesen und machen Aufgabe 57, 58 (S. 134)
                  Mit wem
                  Selbstständig, in Ruhe
                  Hilfsmittel
                  Wörterbuch D-N 
                  Zeit
                  20 Minuten
                  Ergebnis
                  Die Antworten werden am Ende der Stunde besprochen
                  Fertig
                  1. Lesen Buch oder Buchbesprechung schreiben
                  timer
                  25:00

                  Slide 20 - Slide

                  Nächste Stunde




                  • Neues Buch lesen
                  • Sprechen
                  • Hören und Sehen


                  Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

                  Slide 21 - Slide