- In welke tijd speelt een verhaal zich af? = historische tijd, bv. Middeleeuwen, heden (te herkennen aan taalgebruik, voorwerpen, ruimte)
- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? = vertelde tijd (bv. De gele scooter: 2,5 weken)
- Hoeveel tijd heeft een schrijver nodig om zijn verhaal onder woorden te brengen? = verteltijd (hoeveelheid woorden, pagina’s, zinnen, alinea’s of hoofdstukken).