Literatuur/ grammatica les 2

Welkom VT2M
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom VT2M

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je leest in Zonder titel
- Je weet wat de literaire begrippen: perspectief en tijd inhouden

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Lezen Zonder titel (20 min)
- Terugblik: literaire begrippen (5 min)
- Uitleg: literaire begrippen: perspectief en tijd (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)

Slide 3 - Slide

Lezen H15 - H19
Personages:
- uiterlijke kenmerken
- karaktereigenschappen

Slide 4 - Slide


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 5 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quiz

Fictie
Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie

Slide 7 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 8 - Quiz

Welke personages maken een karakterontwikkeling door?
A
Bijpersonen.
B
Alle personages in het verhaal.
C
Hoofdpersonen.
D
Personages maken geen ontwikkeling door in verhalen.

Slide 9 - Quiz

Welke soorten personages zijn er in een boek?
A
Hoofdpersonen
B
Bijpersonen
C
hoofd- en bijpersonen

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: personages
A
een boek waarin je dagelijks schrijft
B
personen in een verhaal
C
theatervoorstelling met liedjes en dans
D
van grote waarde

Slide 11 - Quiz

Terugblik
Fictie / non-fictie
Realistisch / niet-realistisch
Personages
Hoofdpersoon      Bijfiguren
Verschil?
Uiterlijke kenmerken / karaktereigenschappen
Gedachten en gevoelens
Ontwikkeling

Slide 12 - Slide

Ik-perspectief
  • Ik-persoon vertelt het verhaal
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon 


  • Ik-persoon vertelt achteraf over gebeurtenissen


  • Ik-persoon vertelt over de gebeurtenissen die
    plaatsvinden op het moment dat hij vertelt. 
Vertellend ik-perspectief
Belevend ik-perspectief

Slide 13 - Slide

Verschillende perspectieven

Slide 14 - Slide

Personaal perspectief
  • Hij-/zij-perspectief
  • Onzichtbare verteller
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van 
    één persoon
  • Je weet niet méér dan de hij- of zij-persoon

Slide 15 - Slide

Meervoudig perspectief

  • Afwisseling van verschillende perspectieven


  1. Sven (ik-perspectief)
  2. Parker (ik-perspectief)

Slide 16 - Slide

Auctoriale verteller
  • Neemt niet deel aan de handeling
  • Geeft commentaar op de gebeurtenissen

Slide 17 - Slide

Tijd in verhalen

Slide 18 - Slide

Tijd in verhalen
Verhalen kunnen zich afspelen in een andere tijd.
Dit kan in de toekomst zijn of in het verleden.

Slide 19 - Slide

Tijd in verhalen
Als je wilt bepalen in welke tijd jouw verhaal speelt, kijk je naar de volgende punten:
  • jaartal (Wordt er een jaartal genoemd?)
  • historische gebeurtenissen of personen
  • door gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding
  • door de ruimte uit die tijd te beschrijven


Slide 20 - Slide

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:

- In welke tijd speelt een verhaal zich af?

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

Slide 21 - Slide

Tijd in verhalen

- In welke tijd speelt een verhaal zich af? = historische tijd, bv. Middeleeuwen, heden (te herkennen aan taalgebruik, voorwerpen,  ruimte)

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? = vertelde tijd (bv. De gele scooter: 2,5 weken)

- Hoeveel tijd heeft een schrijver nodig om zijn verhaal onder woorden te brengen? = verteltijd (hoeveelheid woorden, pagina’s, zinnen, alinea’s of hoofdstukken). 


Slide 22 - Slide

Vertelde tijd = tijdsduur van het verhaal
  • tijdssprong
  • versnelling
  • vertraging

Slide 23 - Slide

tijd in verhalen - tijdsvolgorde

flashback: de schrijver vertelt iets wat eerder gebeurd is. 

flashforward: de schrijver vertelt iets wat in de toekomst gaat gebeuren. 

Slide 24 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van de Planningen: Literaire begrippen 1 en Literaire begrippen 2

Slide 25 - Slide