Boekenpitch klas 2: inhoud en spreekplan

Welkom

Fictie leesboek 1
Boekenpitch - Klas 2 vwo
Nederlands
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom

Fictie leesboek 1
Boekenpitch - Klas 2 vwo
Nederlands

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet weer wat er in je (boeken)pitch moet komen
  • Uitleg literaire begrippen: verhaal, titelverklaring, spanning, personages, tijd, realisme, vertelperspectief, genre, thema, fictie of non-fictie.
  • Je begrijpt wat een spreekplan is.
  • Je kunt in een groepje het spreekplan invullen.

Slide 2 - Slide

Wat is 'een pitch' volgens jou?

Slide 3 - Open question

Pitch
  • Een pitch is een korte presentatie.

  • Het doel is overtuigen.

  • Goede voorbereiding is erg belangrijk!

  • Denk aan: lichaamstaal, enthousiast spreken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Boekenpitch
  • Boek aan- of afraden

  • Het doel is je klasgenoten overtuigen het boek wel/niet te gaan lezen.

  • Je vertelt iets over de inhoud van het boek en je geeft je mening met 3 x SExI-argumenten en een eindoordeel (advies).

  • Pas presentatievaardigheden toe.

Slide 6 - Slide

Wat moet er in je pitch zitten:
  • Een pakkende inleiding
  • De belangrijkste elementen uit het boek, zoals het verhaal, de titelverklaring, spanning, personages, tijd, realisme, vertelperspectief, genre, thema, fictie of non-fictie.
  • Minstens 3 op de SExI-manier onderbouwde beoordelingswoorden, met verwijzingen naar het boek.
  • Een helder slot met een leesadvies.
  • Buiten de pitch: voor of na de presentatie iets origineels of verrassends dat goed past bij het gelezen boek!
Let op: Ieder groepslid spreekt minimaal 1 minuut en maximaal 3 minuten.
Uitlachen/pesten is -1 aftrek op individuele cijfer. Niet meedoen aan eindproduct zorgt voor individuele aftrek.



Slide 7 - Slide

Maar wat zijn SExI-argumenten?
o    State = stel. Noem in een of enkele woorden je mening.
o    Explain = leg uit. Leg uit met argumenten waarom je die mening hebt.
o    Illustrate = illustreer / maak het beeldend. Geef voorbeelden (in dit geval: uit het gelezen boek) die duidelijk maken wat je bedoelt met jouw beoordeling.

Slide 8 - Slide

o    State: Het boek is mooi, want…

o    Explain: …het boek maakt me op een mooie manier verdrietig. Lange tijd durft August niet naar school door hoe hij eruitziet. Als hij eenmaal toch naar school gaat, wordt hij in eerste instantie gepest. Dit maakte mij verdrietig. Ik kan me niet voorstellen hoe het is om niet naar school te durven. Doordat het heel realistisch en vanuit de ik-persoon is beschreven, leefde ik erg met August mee, alsof het mijzelf overkwam. Dit alles maakte mij verdrietig op een mooie manier, want ik maak dit gelukkig niet echt mee, maar hierdoor heb ik wel meer begrip gekregen voor mensen met een gezichtsaandoening.

o    Illustrate: Ik had aan het begin van het boek al een brok in mijn keel. Ik citeer: 'Ik heet August, trouwens. Ik ga niet beschrijven hoe ik eruitzie. Wat je ook denkt, ik weet bijna zeker dat het erger is.' Het is erg verdrietig dat iemand zichzelf op zo’n manier voorstelt!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wat vond je goed aan deze pitch (tops)?

Slide 11 - Open question

Wat vond je minder goed aan deze pitch (tips)?

Slide 12 - Open question

Literaire begrippen

Slide 13 - Slide

Begrippen
  • Verhaal: gebeurtenissen.
  •  Personages: hoofdpersonen en belangrijkste bijfiguren.
  • Titelverklaring.
  • Spanning.
  • Tijd.
  • Realisme.
  • Vertelperspectief.
  • Genre.
  • Fictie of non-fictie.

Slide 14 - Slide

Spanning
  •  Element in een verhaal dat ervoor zorgt dat je wilt blijven lezen. 
  • Vragen opgeroepen: wat gaat er gebeuren?
  • Gevaar
  • Afloop onzeker: cliffhangers of onduidelijke details.

Slide 15 - Slide

Tijd
Vertel tijd: hoeveel bladzijden bestaat het boek?

Vertelde tijd: hoeveel tijd speelt zich af in het verhaal?

Historische tijd: 2025, 1990, 500 v. Chr.

Slide 16 - Slide

Realisme
Realistisch: gebeurtenissen gebaseerd op de werkelijkheid.

Onrealistisch: gebeurtenissen kunnen in werkelijkheid niet bestaan.

Slide 17 - Slide

Vertelperspectief
Standpunt van waaruit het verhaal wordt verteld:

 1.  Ik-perspectief: het verhaal wordt verteld door een personage dat “ik” zegt. Je leest dus wat hij of zij denkt en voelt.
 2.   Hij/zij-perspectief (personaal): het verhaal wordt verteld door een alwetende verteller over "hij" of "zij." Je volgt een personage, maar je weet alleen wat dat personage meemaakt.

   3.  Alwetende verteller: deze verteller weet alles over alle personages en gebeurtenissen.

Slide 18 - Slide

Fictie of non-fictie
Fictie: verhaal is verzonnen door een schrijver/schrijfster.

Non-fictie: verhaal is gebaseerd op gebeurtenissen uit de werkelijkheid. Niet verzonnen. Feiten.

Slide 19 - Slide

Genres
Roman
Fantasy
Sciencefiction
Historische
roman
Dystopie
Detective/thriller
Horror
Romantiek/feel good
Mythologie/ sprookjes
Biografie
Autobiografie
Drama

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Download nu het lege spreekplan van SomToday.
Ga naar vakken > Nederlands > spreekplan.
Vul het zo volledig mogelijk in.
Klaar? Inleveren via ELO Opdrachten.

Slide 21 - Slide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 22 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 23 - Open question