week 23

Het bijvoeglijk naamwoord
Standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud: -
Vrouwelijk enkelvoud: + e
Mannelijk meervoud: + s
Vrouwelijk meervoud: + es
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord
Standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud: -
Vrouwelijk enkelvoud: + e
Mannelijk meervoud: + s
Vrouwelijk meervoud: + es

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Uitzonderingen
  • Een bijvoeglijk naamwoord eindigt al op een -e: jaune, rouge --> er komt geen extra -e bij!
  • Een bijvoeglijk naamwoord eindigt al op een -s: français, anglais, néerlandais --> er komt in het meervoud geen extra -s bij!
1. Un livre .....................
2. Carte ......................

Slide 4 - Slide

Het stappenplan voor het bijvoeglijk naamwoord
Stap 1: Zelfstandig naamwoord mannelijk? --> -
Stap 2: Zelfstandig naamwoord vrouwelijk? --> e
Stap 3: Zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud? --> s
Stap 4: Zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud? --> es
Stap 5: Bijvoeglijk naamwoord uit het rijmpje? Ja -> voor het zelfstandig naamwoord
Stap 6: Bijvoeglijk naamwoord uit het rijmpje? Nee -> achter het zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Slide

De auto is grijs
La voiture est .........
A
grise
B
gris
C
grisse
D
grises

Slide 6 - Quiz

Een blauwe hemel
Un ciel ............
A
bleue
B
bleues
C
bleus
D
bleu

Slide 7 - Quiz

Een groot huis
Une ..... maison
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 8 - Quiz

Dat is een slecht idee
C'est une ....... idée .........
A
C'est une idée mauvaise
B
C'est une mauvaise idée
C
C'est une mauvais idée
D
C'est une idée mauvais

Slide 9 - Quiz

De docenten zijn blij
Les profs sont ...........
A
content
B
contentess
C
contents
D
contente

Slide 10 - Quiz

Het is een Duits meisje
C'est une ......... fille ..........
A
c'est une fille allemand
B
c'est une allemande fille
C
c'est une allemand fille
D
C'est une fille allemande

Slide 11 - Quiz

Zij heeft twee rode jurken
Elle a deux ....... robes ...........
A
Elle a deux rouges robes
B
Elle a deux robes rouge
C
Elle a deux robes rouges
D
Elle a deux rouge robes

Slide 12 - Quiz

Uitzonderingen
- on : - onne    mignon - mignonne
-en: - enne       italien - italienne
- f: - ve               actif - active
- er: - ère           cher - chère
- eux: - euse   heureux- heureuse 

Slide 13 - Slide