Oefentoets verhaalanalyse - versie 2

Verhaalanalyse






Bovenbouw havo/vwo

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verhaalanalyse






Bovenbouw havo/vwo

Slide 1 - Slide

Vroeger, in mijn tijd, hadden we nog geen mobiele telefoons. Toen gebruikten we nog morsecode.

Wat is hier de historische tijd?

A
Circa 1600
B
Circa 1700
C
Circa 2000
D
Circa 1800

Slide 2 - Quiz

Ineens dacht ik eraan dat ik vorige week een ijsje had gegeten. Het was een mooie zomerdag...

Is dit een flashback?

A
Ja
B
Nee
C
Nee, het is een flash forward

Slide 3 - Quiz

Als er een flashback plaats heeft gevonden en je teruggaat naar de echte tijd, heet dat een flashforward.

Waar of niet waar?

A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een flashforward...
A
Slaat periodes over door er geen woorden aan te besteden.
B
Geeft informatie over het verleden en maakt het heden zo begrijpelijker.
C
Komt alleen voor in sciencefictionverhalen.
D
Zinspeelt op iets wat nog moet gebeuren.

Slide 5 - Quiz

Lees het volgende fragment: "Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welke richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind kon ze zo doen beven."
Welke techniek om spanning te verhogen gebruikt de schrijver hier?
A
Kennisvoorsprong
B
Kennisachterstand
C
Bijzondere Situatie
D
Uitstelling van de ontknoping

Slide 6 - Quiz

Lees het volgende fragment: "Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welk richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind kon ze zo doen beven."
In welk perspectief is het verhaal geschreven?
A
Ik-verteller
B
Alwetende verteller
C
Personale verteller

Slide 7 - Quiz

Lees het volgende fragment: Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar.
In welk perspectief is het verhaal geschreven?
A
Ik-verteller
B
Alwetende verteller
C
Personale verteller

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?

En verhaalmotief is een terugkerend element in een verhaal of roman.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord klopt NIET?
rc= round character
fc= flat character
A
Je leert de RC uitgebreider kennen dan de FC.
B
De kennismaking gaat bij een RC geleidelijk aan, bij een FC gaat dat vaak meteen.
C
Een RC is altijd de hoofdpersoon, een FC nooit.
D
Bij een RC kan er een karakterontwikkeling plaatsvinden, bij een FC kan dat nooit.

Slide 10 - Quiz

Jantje heeft liefdesverdriet. Hij koopt op straat een ijsje tegen zijn slechte zin.

Is hier een belangenruimte genoemd?

A
Ja, op straat.
B
Ja, zijn liefdesverdriet.
C
Nee, er is hier geen sprake van een belangenruimte.

Slide 11 - Quiz

De vertelde tijd van een verhaal geef je weer in:
A
uren, dagen, jaren…
B
regels, pagina’s

Slide 12 - Quiz

Is een autobiografie fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 13 - Quiz

Is de Bijbel fictie of non-fictie?
(voor een atheïst)
A
fictie
B
non-fictie

Slide 14 - Quiz

Lees het volgende fragment: De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat niemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.
Welke techniek gebruikt de schrijver hier om spanning op te bouwen?
A
Kennisvoorsprong
B
Kennisachterstand
C
Bijzondere Situatie
D
Uitstelling van de ontknoping

Slide 15 - Quiz

Lees het volgende fragment: De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat niemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.
In welk perspectief is het verhaal geschreven?
A
Ik-verteller
B
Alwetende verteller
C
Personale verteller
D
Persoonlijke verteller

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Personale verteller
C
Alwetende verteller

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Personale verteller
C
Alwetende verteller

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Personale verteller
C
Alwetende verteller

Slide 22 - Quiz

Wat is het perspectief?

Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. 
A
Ik-verteller
B
Personale verteller
C
Alwetende verteller

Slide 23 - Quiz

Bij welke zin begint de flashback?

"Heb ik nooit verteld over die keer dat je oma en ik in het buitenland zaten?”
“Nee, daar weet ik niets van.”
“Het is nu al zeker dertig jaar geleden. We hadden een reis geboekt naar India. In die tijd was het niet gebruikelijk om te reizen. Het begon allemaal toen we uit het vliegtuig stapten..."
A
'Heb ik...'
B
'Het is...'
C
'In die tijd...'
D
'Het begon...'

Slide 24 - Quiz

Een verhaal dat begint als een sprookje wordt verteld ....
A
Abo ovo.
B
In medias res.
C
Post rem.
D
Open/gesloten.

Slide 25 - Quiz

De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de Noorse boskatten elke keer weer de stuipen op het lijf, en deed ze alle kanten uit stuiven om een goed heenkomen te zoeken – reden voor Mirjam om op weekdagen ’s morgens wanneer de postbode kon aanbellen met een pakje, de elektrische schel vaak af te zetten. De katten gingen voor alles. Vandaag, zondag was de kans op aanbellen vrijwel nihil, zeker nu het nog zo vroeg in de ochtend was, dus had ze de stekker in het contact gelaten.
Tonio door A.FT. van der Heyden

Slide 26 - Slide

Het fragment op de vorige slide uit Tonio is een voorbeeld van
A
Tijdvertraging.
B
Tijdversnelling.

Slide 27 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de historische tijd?
A
De geschiedenis.
B
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt
C
Het jaartal waarin het verhaal zich afspeelt.
D
De historische waarde.

Slide 28 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de ruimte in een verhaal?
A
Hoeveel ruimte de personages hebben.
B
De plek waar het verhaal zich afspeelt.
C
De marges in het verhaal.
D
De omgeving.

Slide 29 - Quiz

Een hoofdpersonage maakt in een verhaal een ontwikkeling door.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Een flat character is aan het slot van het verhaal echt een ander mens dan aan het begin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Welke soort verteller staat buiten het verhaal?
A
Ik
B
Personaal
C
Alwetend / auctoriaal

Slide 32 - Quiz

Opfrissen begrippen verhaalanalyse
Verteltijd
Vertelde tijd
De tijd die het kost om een verhaal (voor) te lezen.
De totale tijd die binnen het verhaal verstrijkt.

Slide 33 - Drag question

In het boek 'De aanslag' kom je een aantal keren een dobbelsteen tegen, om aan te geven dat alles door toeval wordt bepaald. Dit is een voorbeeld van:
A
Een thema
B
Een motief

Slide 34 - Quiz