Jong en oud hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5 
Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • kun je de nominale en reële waarde onderscheiden en hun verband uitleggen
  • kun je berekeningen maken met de inflatie, nominale en reële waarde van het inkomen en vermogen
  • kun je de consumentenprijsindex (CPI) uitrekenen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 
Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • kun je de nominale en reële waarde onderscheiden en hun verband uitleggen
  • kun je berekeningen maken met de inflatie, nominale en reële waarde van het inkomen en vermogen
  • kun je de consumentenprijsindex (CPI) uitrekenen

Slide 1 - Slide

Indexcijfers
Om de ontwikkeling van verschillende grootheden, zoals prijzen of inkomen, goed te kunnen vergelijken wordt vaak gebruik gemaakt van indexcijfers.

Een indexcijfer is een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip. Dit afgesproken tijdstip noem je het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.
In de het filmpje op de volgende dia wordt uitgelegd hoe je rekent met indexcijfers


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Indexcijfer Formule
Indexcijfer = 
gevraagde jaar / basisjaar x 100

Voorbeeld:
Loon basisjaar: 2000 euro
Loon huidige jaar: 2500 euro
Indexcijfer huidige jaar = 
2500 / 2000 x 100 = 125
Wat betekent die 125?

Slide 4 - Slide

Nominaal en Reëel
Nominaal inkomen is je inkomen gemeten in euro's
Reëel inkomen is je inkomen gemeten in goederen. Wat kan ik met mijn geld? Reëel inkomen = koopkracht.

Wat gebeurt er met je koopkracht als je inkomen gelijk blijft en de prijzen stijgen?

Slide 5 - Slide

Het indexcijfer van het loon is 125 (vorige dia)
Stel de prijzen zijn in diezelfde periode 10% gestegen dan is het prijsindexcijfer 110.

Met hoeveel procent is de koopkracht veranderd?

Slide 6 - Slide

Reeël index cijfer


Dat kun je berekenen met de volgende formule:

RIC = NIC / PIC x 100

NIC = Nominaal IndexCijfer

PIC = prijsindexcijfer (CPI)

RIC = Reële IndexCijfer

Slide 7 - Slide

Passen we de formule toe op de vorige gegevens dan krijgen we het volgende:
NIC= 125
PIC = 110
RIC = (125/110) x 100 = 113,6
Dit betekent dat de koopkracht 13,6% gestegen is ten opzichte van het basisjaar

Slide 8 - Slide

Jonah is leraar. Hij verdient in het basisjaar €3000 per maand. In het nieuwe jaar verdient hij €3300 per maand.
Wat is het indexcijfer in het nieuwe jaar?

Slide 9 - Open question


Wat is het indexcijfer van 2013 met 2014 als basisjaar?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 10 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2015 met 2014 als basisjaar?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 11 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2016 met 2014 als basisjaar?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Consumentenprijsindex (samengesteld gewogen)
Stappen om het cpi te berekenen:

Stap 1: Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor. 
Stap 2: Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op. 
Stap 3: Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen  

Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer. Dit geeft de inflatie aan in een bepaalde periode. Inflatie= gemiddelde prijsstijging.


Slide 14 - Slide

Bereken de Consumentenprijsindex
voor jaar 4 (1 decimaal).


A
110.7
B
111.1
C
112.1
D
113.9

Slide 15 - Quiz

Vragen?

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Maken 5.1 t/m5.8

Slide 17 - Slide