2.2 week 11 past simple

Good morning
Take a seat and be calm,
On your table pencil case
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2,3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Good morning
Take a seat and be calm,
On your table pencil case

Slide 1 - Slide

Today
  • Create your own S.O
  • Roll the dice
  • Luistertoets bespreken

Lesson goal
After this lesson, you have practiced the spelling and translation of new words

Slide 2 - Slide

S.O
What: Je gaat zelf een oefen S.O maken. Je kiest woorden en zinnen ( Stones) uit Chapter 4.
How: Ga naar blz. 48, 49 en 50 van je werkboek. Schrijf netjes en duidelijk. Let op je spelling!
Time: 15 minutes
Finished? Lever de s.o in bij de docent
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Roll the dice
Speaking assignment

  1. Work in groups of .....
  2. Roll the dice and read the question
  3. Give an answer in English, then take turns

Slide 4 - Slide

Good morning!
Take a seat and be calm
On your table: Workbook & Ipad

Slide 5 - Slide

Today
  • Grammar - verleden tijd
  • Video exercise

Time left? Finish your S.O

Slide 6 - Slide

Past Simple
De verleden tijd noemen we in de Engelse taal de past simple.
 

  •  Wanneer gebruik je de past simple?
  • Hoe maak je de past simple?
  • Uitzonderingen van de past simple

Slide 7 - Slide

Past Simple 
De basisregel voor het schrijven van de past simple is:
schrijf -ed achter de stam.

- to talk: I talked to Jim this morning.
- to watch: We watched the match yesterday.
- to play: Real Madrid played excellent last year.
- to walk: Last week, they walked towards the forest.

Slide 8 - Slide

Uitzonderingen

Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
- to bake: We baked a delicious cake yesterday

Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter:
- to panic: She panicked when she heard the bad news

Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
- to marry: She married him when she was 20 years old.

Slide 9 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Sommige werkwoorden hebben een onregelmatige vorm in het Engels. Deze woorden veranderen.

Write =   wrote;               I wrote her a letter last week
Go=         went;                 He went to Italy last year
Make=   made:                They made a very nice meal two days ago


Slide 10 - Slide

Check
Go to page. 209 of your workbook
Write down the past simple of....

Slide 11 - Slide

Past simple exercise
Verleden tijd oefening

Slide 12 - Slide

Past simple
Je gaat zo een video kijken. Tussendoor krijg je vragen over wat er is gebeurt. 

Vul bij de vragen de juiste vorm van de verleden tijd in.

Slide 13 - Slide

15

Slide 14 - Video

00:26
Denk eraan: verleden tijd!
Mr. Bean ... (look) at his exam and was very nervous.
A
look
B
looks
C
looking
D
looked

Slide 15 - Quiz

00:44
Denk eraan: verleden tijd!

He ... (know) the answers.
A
knows
B
doesn't know.
C
didn't know
D
didn't knows

Slide 16 - Quiz

01:09
Denk eraan: verleden tijd!
He ... (write) his name.
A
write
B
wrote
C
written
D
writes

Slide 17 - Quiz

01:23
Denk eraan: verleden tijd!

He ... (decide) to cheat.
A
decide
B
decides
C
decided
D
was deciding

Slide 18 - Quiz

01:30
Denk eraan: verleden tijd!

The man ... (see) him.
A
saw
B
see
C
seen
D
seeing

Slide 19 - Quiz

02:05
Denk eraan: verleden tijd!

But the answer ... (be) wrong
A
am
B
is
C
are
D
was

Slide 20 - Quiz

02:51
Denk eraan: verleden tijd!

He ... (move) closer to the man.
A
move
B
moved
C
moves
D
has moved

Slide 21 - Quiz

03:01
Denk eraan: verleden tijd!
And he quickly ... (get) back to his place.
A
get
B
was getting
C
has got
D
got

Slide 22 - Quiz

03:36
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (blow) against the paper.
A
blow
B
blew
C
blows
D
was blowing

Slide 23 - Quiz

04:05
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (drop) his pen.
A
drop
B
dropped
C
was dropping
D
has dropped

Slide 24 - Quiz

04:35
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (find) his pen.
A
found
B
find
C
was finding
D
has found

Slide 25 - Quiz

04:51
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (cry) because of the exam.
A
cry
B
cries
C
cried
D
was crying

Slide 26 - Quiz

05:17
Denk eraan: verleden tijd!
The examinator ... (tell) there are two papers.
A
tell
B
was telling
C
has told
D
told

Slide 27 - Quiz

05:31
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (grab) a pen.
A
grab
B
grabbed
C
was grabbing
D
had grabbed

Slide 28 - Quiz

05:46
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (finish) the exam.
A
finish
B
didn't finish
C
hasn't finished
D
did not finish

Slide 29 - Quiz

De standaard regel voor verleden tijd is: stam + -ed behalve....
A
wanneer het ww op -c eindigd
B
wanneer het ww op -y eindigd
C
bij onregelmatige ww
D
je gebruikt ALTIJD -ed achter het ww

Slide 30 - Quiz

Om verleden tijd te maken krijgen
werkwoorden die eindigen op -e ........
A
-ed erachter smoke - smokeed
B
alleen een -d erachter smoke - smoked

Slide 31 - Quiz

Om verleden tijd te maken krijgen werkwoorden die eindigen op een -y....
A
de -y word -ied try word tried
B
blijft hetzelfde try - tryd

Slide 32 - Quiz

Onrgelmatige werkwoorden hebben geen vaste regel
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Zet het woord tussen () in de verleden tijd
"Yesterday, I (sit) in the park
A
sitted
B
sat
C
sit
D
sited

Slide 34 - Quiz

Zet het woord () in de verleden tijd
"Last year my father (write) me a letter from Dublin"

Slide 35 - Open question