Vmbo 2 unit 2.2 Mr. Bean Past simple

2.2 Past simple exercise
Verleden tijd oefening
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2,3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

2.2 Past simple exercise
Verleden tijd oefening

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Past Simple 
De basisregel voor het schrijven van de past simple is:
schrijf -ed achter de stam.

- to talk: I talked to Jim this morning.
- to watch: We watched the match yesterday.
- to play: Real Madrid played excellent last year.
- to walk: Last week, they walked towards the forest.

Slide 3 - Slide

P. 254 Onregelmatige werkwoorden
Sommige werkwoorden hebben een onregelmatige vorm in het Engels. Deze woorden veranderen.

Write =   wrote;               I wrote her a letter last week
Go=         went;                 He went to Italy last year
Make=   made:                They made a very nice meal two days ago


Slide 4 - Slide

Past simple
Je gaat zo een video kijken. Tussendoor krijg je vragen over wat er is gebeurd.

Vul bij de vragen de juiste vorm van de Past Simple ( verleden tijd) in.

Slide 5 - Slide

Check p. 254 - 2e rij!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Past simple
Je gaat zo een video kijken. Tussendoor krijg je vragen over wat er is gebeurd.

Vul bij de vragen de juiste vorm van de verleden tijd in.

Slide 8 - Slide

16

Slide 9 - Video

Mak: 2.2: 7-13
Woordtrainer 2.2
Test jezelf 2.2

Slide 10 - Slide

00:26
Denk eraan: verleden tijd!
Mr. Bean ... (look) at his exam and was very nervous.
A
look
B
looks
C
looking
D
looked

Slide 11 - Quiz

00:44
Denk eraan: verleden tijd!

He ... (know) the answers.
A
knows
B
doesn't know.
C
didn't know
D
didn't knows

Slide 12 - Quiz

01:09
Denk eraan: verleden tijd!
He ... (write) his name.
A
write
B
wrote
C
written
D
writes

Slide 13 - Quiz

01:23
Denk eraan: verleden tijd!

He ... (decide) to cheat.
A
decide
B
decides
C
decided
D
was deciding

Slide 14 - Quiz

01:30
Denk eraan: verleden tijd!

The man ... (see) him.
A
saw
B
see
C
seen
D
seeing

Slide 15 - Quiz

01:47
Denk eraan: verleden tijd!

He ... (see) an answer from the man.
A
see
B
saw
C
seen
D
was seeing

Slide 16 - Quiz

02:05
Denk eraan: verleden tijd!

But the answer ... (be) wrong
A
am
B
is
C
are
D
was

Slide 17 - Quiz

02:51
Denk eraan: verleden tijd!

He ... (move) closer to the man.
A
move
B
moved
C
moves
D
has moved

Slide 18 - Quiz

03:01
Denk eraan: verleden tijd!
And he quickly ... (get) back to his place.
A
get
B
was getting
C
has got
D
got

Slide 19 - Quiz

03:36
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (blow) against the paper.
A
blow
B
blew
C
blows
D
was blowing

Slide 20 - Quiz

04:05
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (drop) his pen.
A
drop
B
dropped
C
was dropping
D
has dropped

Slide 21 - Quiz

04:35
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (find) his pen.
A
found
B
find
C
was finding
D
has found

Slide 22 - Quiz

04:51
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (cry) because of the exam.
A
cry
B
cries
C
cried
D
was crying

Slide 23 - Quiz

05:17
Denk eraan: verleden tijd!
The examinator ... (tell) there are two papers.
A
tell
B
was telling
C
has told
D
told

Slide 24 - Quiz

05:31
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (grab) a pen.
A
grab
B
grabbed
C
was grabbing
D
had grabbed

Slide 25 - Quiz

05:46
Denk eraan: verleden tijd!

Mr. Bean ... (finish) the exam.
A
finish
B
didn't finish
C
hasn't finished
D
did not finish

Slide 26 - Quiz

The end

Slide 27 - Slide