taalverzorging H1 les 1

Belgie het land van de frieten test een frietautomaat we trekken al kroketten frikadellen en kaassoufflés uit de muur dus waarom geen frieten uit de frietautomaat
A
1
B
2
C
3
D
4
1 / 11
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 4,5

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Belgie het land van de frieten test een frietautomaat we trekken al kroketten frikadellen en kaassoufflés uit de muur dus waarom geen frieten uit de frietautomaat
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 1 - Quiz

taalverzorging H1 

1 leestekens: punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingstekens.

 2 hoofdletters

(3 werkwoordspelling

4 congruentie)

Slide 2 - Slide

Kijk mee naar opdracht 2 op blz 29.
Zin 1
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken

Slide 3 - Quiz

Kijk mee naar opd 2 zin 3.
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken

Slide 4 - Quiz

Wanneer gebruik je de komma?

1 tussen 2 persoonsvormen (Als jij fietst, wil ik dat ook.)

2 tussen delen van een opsomming (aardbei, appel en citroen)

3 na een naam of uitroep aan het begin van een zin (Jeetje, wat doe je nou?)

4 voor voegwoorden zoals nadat, maar, omdat, want (Het mag wel, maar dan 10 minuten.)

Slide 5 - Slide

Kijk naar opd 3. Op welke plek moet de komma staan in zin 5?

Slide 6 - Open question

Hoofdletters:

1 aan het begin van een zin

2 bij namen: Jan de Vries, familie Van Dam, mevrouw J. de Groot, Kerstmis

3 bij aardrijkskundige namen: Nederland, Zuid-Afrikaanse, Limburgse

Slide 7 - Slide

Geen hoofdletters bij:

maandag, december, winter en oost

dus bij dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 8 - Slide

Schrijf lisa de boer correct

Slide 9 - Open question

: ""

Dit gebruik je bij een citaat dus dat wat letterlijk gezegd wordt:

Jan zei: "Wat is het hier warm!"

"Wat is het hier warm," zei Jan.

Slide 10 - Slide

Nu aan het werk:

maken opd 2 tm 9 blz 29 en 30

 

Slide 11 - Slide