AGAA C2A Week 1 & 2 - Inleiding, anatomie en fysiologie van pijn en pijnbeleving (tijdens les)

Cursus 2A - Pijnbestrijding






Gedurende 5 weken, 1 uur les per week
1 / 29
next
Slide 1: Slide
assistenten in de gezondheidszorgMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Cursus 2A - Pijnbestrijding






Gedurende 5 weken, 1 uur les per week

Slide 1 - Slide

Waar gaan we mee aan de slag?
Het zenuwstelsel
Pijn(beleving)
Geneesmiddelen bij verschillende soorten pijn

Slide 2 - Slide

Benodigdheden
  • Studentenhandleiding (zie Teams - Algemeen - Bestanden - Lesmateriaal - Cursus 2)
  • Boek: Handboek anatomie, fysiologie en pathologie (deel A en B)
  • Boek: Farmaceutische patiëntenzorg (van Mentink & Opdorp)
  • Teksten uit de studentenhandleiding
  • Geneesmiddelen: lijst opgenomen in studentenhandleiding
  • Begrippen: lijst opgenomen in studentenhandleiding (en via Drillster te oefenen)
  • Lesson Ups Cursus 2
  • KNMP Kennisbank
  • Zelfzorgstandaard Hoofdpijn
  • Verschillende onderwerpen uit NHG-standaarden, Thuisarts.nl, Apotheek.nl
  • (zie pagina 8 van studentenhandleiding)

Slide 3 - Slide

Planning

Slide 4 - Slide

Leerdoelen (1)
Aan het eind van deze cursus weet je:
• Welke medicijnen gebruikt worden bij de behandeling van pijnklachten en in het bijzonder bij hoofdpijn, migraine, reumatische aandoeningen, jicht en neuropathische pijn;
• Welke groepen analgetica er zijn;
• Wat de eigenschappen zijn van de veelgebruikte medicijnen bij deze aandoeningen (bijwerkingen, interacties en contra - indicaties);
• Welke medicatie je niet moet geven aan iemand met pijnklachten of met hoofdpijn, migraine, reumatische aandoeningen, jicht en neuropathische pijn;

Slide 5 - Slide

Leerdoelen (2)
Aan het eind van de les kan je:
Voorlichting geven aan een patiënt die voor het eerst een middel gebruikt bij pijnklachten en in het bijzonder bij hoofdpijn, migraine, reumatische aandoeningen, jicht en neuropathische pijn;
Voorlichting geven over het langdurig gebruik van genoemde medicijnen;
Voorlichting geven over niet - medicamenteuze behandeling van pijnklachten of hoofdpijn, migraine, reumatische aandoeningen, jicht en neuropathische pijn;
• De signalen die je ziet bij het aanschrijven van de genoemde middelen afhandelen;

Slide 6 - Slide

Vandaag
Voorkennis activeren: wat weten we nog over ons zenuwstelsel?
  • Centraal vs. perifeer zenuwstelsel
  • Sensorisch vs. motorisch zenuwstelsel
  • Sympatisch vs. parasympatisch zenuwstelsesl
  • Functies van de hersenen
  • Model van Loeser
  • Nociceptische vs. neuropatische pijn
  • Behandeling van pijn

Slide 7 - Slide

Bij het centraal zenuwstelsel is betrokken:
A
De hersenen
B
De hersenen en het ruggenmerg
C
Het ruggenmerg en de gezichtszenuwen
D
De hersenen en de gezichtszenuwen

Slide 8 - Quiz

Bij het perifere zenuwstelsel is betrokken
A
Alle zenuwen buiten het centraal zenuwstelsel
B
Alle zenuwen buiten het centraal zenuwstelsel en de gezichtszenuwen

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Centraal vs. perifeer zenuwstelsel
Centraal (CZS): hersenen en ruggenmerg
Perifeer (PZS): gezichtszenuwen en overige zenuwen buiten het CZS. Onder te verdelen in:
  • Somatisch (= willekeurig)
  • Autonoom (=onwillekeurig) - sympathisch (activerend) vs. parasympatisch (in rust)

Slide 12 - Slide

Andere naam: frontaalkwab
Zelfbewustzijn, plannen, beheersen van impulsen en doelgericht handelen, produceren van taal (gebied van Broca). 
Andere naam: pariëtaalkwab
Verwerken van informatie uit de zintuigen en voor aandacht, ruimtelijk inzicht, lezen en schrijven. 
Andere naam: occipitaalkwab
Belangrijk voor het zien. 
Andere naam: temporaalkwab
Gehoor en begrijpen van taal (gebied van Wernicke)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Kleine uitlopers van het cellichaam. Ze vangen signalen op uit hun omgeving en vervoeren die naar het cellichaam. 
Het cellichaam is het deel waarin de celkern zich bevindt. Cellichamen van zenuwen liggen in of vlakbij het centrale zenuwstelsel. Ze zijn grijs en worden daarom ook wel de grijze stof genoemd. 
Dit is de langste uitloper van een zenuwcel. Het axon transporteert informatie vanuit het cellichaam naar de synaps (de plek waar twee zenuwcellen dicht bij elkaar liggen). Er worden signaalstoffen, ook wel neurotransmitters, vrijgegeven. 
Om het axon kan een laagje myeline liggen. Deze myelineschede wordt gevormd door steuncellen. De kleine ruimtes tussen deze cellen noemen we de knopen van Ranvier. De mergschede zorg ervoor dat informatie veel sneller vervoerd kan worden door de zenuwuitlopers.

Slide 15 - Slide

Welke typen zenuwcellen hebben we?
A
Gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen
B
Schakelcellen en motorische zenuwcellen
C
Sensorische, motorische en schakelzenuwcellen
D
Schakelzenuwcellen en bewegingszenuwcellen

Slide 16 - Quiz

andere naam: sensorische zenuwcel
andere naam: motorische zenuwcel

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is pijn?
Volgens IASP (International Association for the Study of Pain): "een onprettige lichamelijke of emotionele ervaring die gepaard gaat met (dreigende) weefselbeschadiging of die in die termen beschreven wordt"

Ook: Pijn is datgene wat een persoon die het ervaart zegt dat het is en is aanwezig wanneer hij/zij zegt dat het aanwezig is.

Slide 19 - Slide

Model van Loeser

Slide 20 - Slide

Soorten pijn
  • Acute pijn
  • Chronische pijn
  • Neuropathische pijn 

Vaak weefselschade vs. zenuwschade

Slide 21 - Slide

Acute pijn
  • Ontstaat direct na (dreigende) weefselbeschadiging (oorzaak is bijna altijd duidelijk)
  • Reageert meestal goed op pijnstillers
  • Keuze van pijnstiller op basis van ernst van de pijn
  • Als schade is hersteld verdwijnt de pijn vaak weer


Slide 22 - Slide

Chronische pijn
  • Pijn die langer dan 6 maanden aanwezig is, steeds terugkeert of langer aanwezig blijft dan vooraf werd verwacht
  • Oorzaak niet altijd duidelijk
  • Niet altijd wat aan de oorzaak te doen (bijv. artrose)
  • Keuze pijnstiller gebaseerd op de ernst van de pijn
  • Pijnstillers vaak dagelijks gebruik en niet 'zo nodig'

Slide 23 - Slide

Neuropathische pijn
  • Door beschadiging in het zenuwstelsel
  • Kan weken tot maanden na beschadiging optreden
  • Vaak langdurige pijn
  • Pijn vaak moeilijk behandelbaar

Slide 24 - Slide

Meten van pijn
Pijnmeetinstrument, zoals Numeric Rating Scale (NRS) of op basis van meetlat of gezichtjes.

Slide 25 - Slide

Welke medicijnen worden er gebruikt voor de behandeling van pijn?

Slide 26 - Open question

Behandeling van pijn
Acute en chronische pijn (weefselpijn) volgens WHO-pijnladder
  1. Paracetamol 
  2. Combinatie paracetamol en NSAID (ontstekingsremmer)
  3. Toevoegen zwakwerkend opioïde
  4. Sterkwerkend opioïde (oraal of via pleister)
  5. Sterkwerkend opioïde (via een injectie)

Slide 27 - Slide

Voorbereiding volgende week
Huiswerk week 1 en 2: 
  • Bestudeer uit het boek Anatomie, Fysiologie en Pathologie hoofdstuk 10.1 tot en met 10.7;
  • Bestudeer uit het boek Farmaceutische Patiëntenzorg hoofdstuk 9.1;
  • Maak de Lesson Ups, cursus 2 week 1 & cursus 2 week 2
  • Maak de opdrachten 'Heb ik het begrepen?'

Voorbereiding week 3 en 4:
  • Bestudeer uit het boek Farmaceutische Patiëntenzorg hoofdstuk 9.2, 9.3 en 9.4;
  • Maak de Lesson Up, cursus 2, week 3 en 4;



Slide 28 - Slide

Behandeling neuropathische pijn
Bespreken we in 'week 8 - neuropathische pijn'
Gewone pijnstillers werken vaak niet voldoende. 

Medicijnen die soms wel werken: 
nortriptyline, amitriptyline, carbamazepine, duloxetine, valproïnezuur, gabapentine, pregabaline.

Slide 29 - Slide