Argumentatieve vaardigheden

Feitelijk en waarderend
  • feitelijk argument --> feitelijke uitspraak, objectief, waar of onwaar, heeft geen ondersteuning nodig
  • waarderend argument --> niet-feitelijk uitspraak, subjectief, in meer of mindere mate aannemelijk , moet ondersteund worden met ander argument
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Feitelijk en waarderend
  • feitelijk argument --> feitelijke uitspraak, objectief, waar of onwaar, heeft geen ondersteuning nodig
  • waarderend argument --> niet-feitelijk uitspraak, subjectief, in meer of mindere mate aannemelijk , moet ondersteund worden met ander argument

Slide 1 - Slide

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
timer
0:15
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 2 - Quiz

"Ik vind dat studentenverenigingen verboden moeten worden, want niemand zou zich bloot moeten stellen aan de beschamende activiteiten van een ontgroening."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 3 - Quiz

Argumentatieschema's
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
Argumentatie op basis van voor- en nadelen
Argumentatie op basis van een kenmerk of eigenschap
Argumentatie op basis van voorbeelden
Argumentatie op basis van vergelijking
Argumentatie op basis van autoriteit

Slide 4 - Slide

Welk type argument herken je?

De instelling van het team is bijzonder goed. Dat merk je wel aan de sfeer in de groep.
timer
0:30
A
voorbeeld
B
autoriteit
C
oorzaak en gevolg
D
vergelijking

Slide 5 - Quiz

Welk type argument herken je?

Ik geloof niet dat de VS en hun bondgenoten de oorlog tegen IS alleen met bombardementen kunnen winnen. Heb je dat commentaar van die Amerikaanse generaal in Nieuwsuur niet gehoord?
timer
0:30
A
voorbeeld
B
autoriteit
C
kenmerk of eigenschap
D
vergelijking

Slide 6 - Quiz

Welk type argument herken je?

Door veel te lezen vergroot je je tekstbegrip. Het is net zoiets als schrijven: dat leer je ook alleen goed door het vaak te doen.
timer
0:30
A
voorbeeld
B
autoriteit
C
kenmerk of eigenschap
D
vergelijking

Slide 7 - Quiz

Wat zijn drogredenen?
A
redenen die door een droge manier tot stand
B
tegenargumenten
C
een reden die niet klopt, maar wel waarschijnlijk lijkt
D
argumenten om je standpunt te onderbouwen

Slide 8 - Quiz

Welke drogreden herken je?

Die verslaggever van Nieuwsuur is altijd slordig gekleed en heeft een afstotelijke boksersneus. Naar zo iemand luister je toch niet graag?
timer
0:30
A
ontduiken van de bewijslast
B
persoonlijke aanval
C
bespelen van het publiek
D
vals dilemma

Slide 9 - Quiz

Welke drogreden herken je?

Wie het niet met mij eens is, beschouw ik als mijn tegenstander.
timer
0:30
A
overdrijven van de nadelen
B
cirkelredenering
C
bespelen van het publiek
D
vals dilemma

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Welke drogreden gebruikt Arjen Lubach hier?
A
Persoonlijke aanval
B
Ontduiken van bewijslast
C
Vertekenen van het standpunt
D
Overhaaste generalisatie

Slide 12 - Quiz

Drogredenen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Welke drogreden werd door Prem gebruikt?
A
Verkeerde vergelijking
B
Bespelen van het publiek
C
Persoonlijke aanval
D
Onjuist beroep op autoriteit

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Welke drogreden gebruikt Gordon hier, naast de persoonlijke aanval?
A
Bespelen van het publiek
B
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
Overhaaste generalisatie
D
Cirkelredenering

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Welke drogreden gebruikt Johan Derksen hier?
A
Verkeerde vergelijking
B
Vertekenen van het standpunt
C
Persoonlijke aanval
D
Cirkelredenering

Slide 19 - Quiz

Welke drogreden herken je?

Als de examenklassen studieverlof hebben, hebben wij daar ook recht op.
timer
0:30
A
verkeerde vergelijking
B
cirkelredenering
C
vals dilemma
D
vertekenen van het standpunt

Slide 20 - Quiz

Welke drogreden herken je?

Ga toch niet skiën! Op alle skipistes ligt kunstsneeuw, zo'n vakantie is peperduur en de kans dat je op krukken terugkomt is levensgroot.
timer
0:30
A
overdrijven van de nadelen
B
overhaaste generalisatie
C
onjuist beroep op autoriteit
D
vertekenen van het standpunt

Slide 21 - Quiz