This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
0
Slide 2 - Video
Balans?
Slide 3 - Mind map
Balans
Links = Bezittingen = Debet
Rechts = Vermogen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Balansmutaties
Een balans laat een momentopname zien. Die momentopname is vaker dan 1x
Balans per 1 januari, per 1 februari etc.
Die balans verandert door de periode heen met kosten, opbrengsten, uitgaven en ontvangsten.
Slide 11 - Slide
Balansmutaties: voorbeelden
Als de balans verandert, verandert hij altijd op (minstens) twee plekken
Zo blijft de balans ook in de nieuwe situatie in balans
- Op 3 januari wordt er een nieuwe voorraad ingekocht met het geld dat op de bank staat
- Op 6 januari wordt een nieuwe lening afgesloten
Slide 12 - Slide
Balansmutaties: voorbeelden
9 jan: Er wordt een nieuwe machine gekocht voor 20 (x1000).
Activa: Passiva:
Machines +20 -
Geldmiddelen -20
Totaal links +0 Totaal rechts +0
Slide 13 - Slide
Balansmutaties: voorbeelden
20 jan: er wordt 5 (x1000) afgelost op de hypothecaire lening
Activa: Passiva:
Geldmiddelen -5 VV lang -5
Totaal links -5 Totaal rechts -5
Slide 14 - Slide
Debiteuren en crediteuren
Soms wordt er ook op rekening gekocht: de producten worden al geleverd maar er is nog niet betaald
Debiteuren: mensen moeten jou nog betalen voor producten die je al geleverd hebt.
Crediteuren: jij moet je leveranciers nog betalen voor de producten die je al hebt.
Slide 15 - Slide
timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa
Slide 16 - Drag question
Een balans is een overzicht van
A
bezit, schuld en vreemd vermogen.
B
bezit, winst en vreemd vermogen.
C
bezit, schuld en eigen vermogen.
D
bezit, winst en eigen vermogen.
Slide 17 - Quiz
Eigen Vermogen (EV)
Bezit - schuld = EV
Als je van een organisatie alle bezittingen optelt en daar alle schulden van aftrekt hou je het eigen vermogen (EV) over.
Over het algemeen is het eigen vermogen (EV) een positief getal.
Slide 18 - Slide
Onder welke categorie valt een hypothecaire lening?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Kort vreemd vermogen
Slide 19 - Quiz
Het eigen vermogen bereken je door de het vreemd vermogen van het totale vermogen af te trekken
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa
Slide 21 - Quiz
Rinus heeft zijn eigen glazenwassersbedrijf. Elke dag wast hij de ramen bij mensen thuis. Zijn administratie laat hij doen door een administratiekantoor.
In zijn bedrijf heeft hij onder andere de volgende kosten.
Zijn dit vaste of variabele kosten? Sleep de kosten naar de juiste plek.
Vaste kosten
Variabele kosten
Afschrijving van de bedrijfswagen.
Benzinekosten
Kosten van water
Maandelijkse vergoeding aan het administratiekantoor.