This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Nederlands
Instructie week 20
Grammatica les 2 + Leesdossier inleveren
Slide 1 - Slide
Leesdossier
Zorg dat je alle boekopdrachten vrijdag 15 mei in OneNote hebt staan
Dan telt het cijfer 3x me
Slide 2 - Slide
Planning deze week
Filmpjes persoonsvorm, zinsdelen en werkwoordelijk gezegde
Het onderwerp
Het lijdend voorwerp
Slide 3 - Slide
Hoe gingen de lessen van Grammatica 2?
Slide 4 - Mind map
De persoonsvorm
Het eerste werkwoord in de zin
3 manieren om de persoonsvorm te vinden: vragend, tijd, aantal
Hij wil naar de overkant zwemmen
Slide 5 - Slide
https:
Slide 6 - Link
https:
Slide 7 - Link
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin
Denk aan kleine woorden als 'te' en 'aan het'
Slide 8 - Slide
Uitlegfilpmje werkwoordelijk gezegde (3)
Slide 9 - Slide
https:
Slide 10 - Link
Vraag: hoeveel mensen/dingen staan er in de zin?
1
2
3
2. Ik heb vanochtend hard gewerkt.
3. Een beroep als programmeur kon je vroeger niet kiezen.
1. Ze schrijven een brief aan de minister.
Slide 11 - Drag question
De rollen van een werkwoord
Onderwerp (eerste rol)
Lijdend voorwerp (tweede rol)
Meewerkend voorwer (derde rol)
Slide 12 - Slide
Het onderwerp (1e rol)
Het onderwerp doet, ervaart, beleeft wat er in de zin gebeurt
Het onderwerp is een mens, dier of ding
Het kan kort of langer zijn
Wie/wat + persoonsvorm
Slide 13 - Slide
Noteer van elke zin het onderwerp: 1. Ze schrijven een brief aan de minister. 2. Ik heb vanochtend hard gewerkt. 3. Een beroep als programmeur kon je vroeger niet kiezen.
timer
1:00
Slide 14 - Open question
Onderwerp
De Chinese theepot is gebroken.
De vervallen schuur is afgebroken.
Slide 15 - Slide
Lang onderwerp
De laptop met het kapotte scherm is vandaag opgehaald.
Gisteren is de mooie kat van de buren nog hier gezien.
Slide 16 - Slide
Maak een zin met een heel lang onderwerp.
timer
1:00
Slide 17 - Open question
Lijdend voorwerp (2e rol)
Slide 18 - Slide
Het lijdend voorwerp
heeft de tweede rol in de zin
ondergaat de handeling
kan een persoon, dier of ding zijn
Slide 19 - Slide
Lijdend voorwerp (les 5)
Wie/wat + persoonsvorm + onderwerp
De drugsrunners verhandelen de drugs
Uitlegfilmpje op SOM!
Slide 20 - Slide
Voorbeeldzin
De beroemde acteur Brad Pitt (1) geeft zijn vriendin (3) een kostbare ring (2)
1) voert de handeling uit (OW)
2) ondergaat de handeling (LV)
3) aan/voor iemand of iets (MW)
Slide 21 - Slide
Voorbeeldzin
De verpleegkundige (1) verzorgt de patiënt (2)
1) voert de handeling uit (OW)
2) ondergaat de handeling (LV)
Slide 22 - Slide
Weektaak week 20
Bekijk de uitlegfilmpjes op SOM van alle onderdelen