Spelling en formuleren H3

Spelling en formuleren H3

Nieuw Nederlands 5de editie

1vwo

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling en formuleren H3

Nieuw Nederlands 5de editie

1vwo

Slide 1 - Slide

Leerdoelen Spelling en formuleren H3 en H4
  1. Meervouden op -en, -ee en -ie
  2. Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  3. Trappen van vergelijking
  4. Meervouden op -s
  5. Voltooid en onvoltooid deelwoord
  6. Verwijswoorden


    
      
      
        
      
        

        
      
   

   
   
     
       
          Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
       
     
   

   
     
       
          Differentiëer
       
     
     

       
         
            Differentiëer
         
         
         

         
            Instellingen
         
       
     
   


   
   
 
   
   
   

   
   
   
     
       
       
     
   
 

   
   

   
   
     
       Het schrijven van getallen
     
   

   
   
      In teksten schrijf je getallen soms in cijfers en soms in letters. De regels die je daarbij moet hanteren zijn helder, maar het zijn er veel. Leer ze niet allemaal uit je hoofd, maar probeer een logica te vinden. Twijfel je bij het schrijven van een officieel document: zoek de regel dan op!
   

 
 
 
   
     
       
       
       
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
     
   
 
   
   
   
   
   
   
 
 

Slide 2 - Slide

Bestudeer nu de theorie bij Spelling H3

Slide 3 - Slide

1. Meervouden op -en, -ee en -ie

Veel zelfstandig naamwoorden kennen een meervoud. De meeste meervouden zijn eenvoudig, zoals bij 'de appel' of 'de mandarijn'. Daar plaats je gewoon een -s of -en achter.


Woorden die eindigen op -ee of -ie kennen eigen regels.

Slide 4 - Slide

Wat is het meervoud van tarwe?

Slide 5 - Slide

En van spaghetti?

Slide 6 - Slide

Welk woord is niet correct gespeld?
A
poriën
B
encyclopediën

Slide 7 - Quiz

Welk woord is niet correct gespeld?
A
pygmeën
B
categorieën

Slide 8 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
ideeën
B
melodiën

Slide 9 - Quiz

2. Persoonsvorm tegenwoordige tijd

De persoonsvorm ken je al. Het is het werkwoord in de zin dat verandert als je zin van tijd verandert.


LET OP! In sommige zinnen zitten meerdere persoonsvormen.

Slide 10 - Slide

Persoonsvormen
skaten

Slide 11 - Mind map

Mijn moeder heeft haar hand verbrand en de dokter heeft hem goed verbonden.
A
1 persoonsvorm
B
2 persoonsvormen
C
3 persoonsvormen
D
4 persoonsvormen

Slide 12 - Quiz

Die robot kan omkeren, omdat de jongen hem goed heeft geprogrammeerd.
A
1 persoonsvorm
B
2 persoonsvormen
C
3 persoonsvormen
D
4 persoonsvormen

Slide 13 - Quiz

Bestudeer nu de theorie bij Formuleren H3

Slide 14 - Slide

Onze robot is sneller ... die van ...
A
dan - haar (is)
B
dan - zij (is)
C
als - haar (is)
D
als - zij (is)

Slide 15 - Quiz

Wij kunnen minder goed samenwerken ... ...
A
dan hun (kunnen)
B
dan zij (kunnen)
C
als hun (kunnen)
D
als zij (kunnen)

Slide 16 - Quiz

Mijn broer is net zo slim ... ...
A
als jij (bent)
B
als jou (bent)
C
dan jij (bent)
D
dan jou (bent)

Slide 17 - Quiz

Heb je nog vragen? Stel ze hier!

Slide 18 - Open question

Aan het werk
  • Maken opdracht 'Extra' van Spelling H3 van NNO.
  • Score <75%? Maak dan opdracht 'Test' van Spelling H3.
  • Maken opdracht 'Extra' van Formuleren H3 van NNO.
  • Score <75%? Maak dan opdracht 'Test' van Formuleren H3.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Kan jij dit al?

Slide 21 - Slide