§3.1 Negatieve getallen deel 2 groter dan en kleiner dan

Welkom Mavo 1B
1 / 30
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom Mavo 1B

Slide 1 - Slide

Startklaar 
        
       Stop je telefoon in je tas    
       Leerboek deel 1 op tafel, open op blz 102
       Werkboek deel 1 open op blz 16 
       Schrift open op tafel met je huiswerk + een pen
       
      
timer
2:30

Slide 2 - Slide

Planning van de les


Huiswerk nakijken: §3.1 negatieve getallen

Nieuwe lesstof: §3.1 groter dan en kleiner dan

Aan de slag 

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken

Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken

Slide 5 - Slide

Denk eraan:

Vragen beantwoorden, super goed!!!

Maar wel eerst je vinger in de lucht!

Slide 6 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je...



... wat de tekens <  >  =  betekenen en hoe je ze gebruikt

Slide 7 - Slide

wat betekent < > =
kan je het uitleggen en/of een voorbeeld geven?

Slide 8 - Mind map

'Is gelijk aan'
  • Dit tekentje betekent dat wat aan de ene kant staat gelijk is aan wat er aan de andere kant staat. 
  • 3 = 3
  • 5 + 2 = 3 + 4

Slide 9 - Slide

'Groter dan'
  • Dit tekentje betekent dat wat aan de linker kant staat groter is dan wat er aan de rechter kant staat. 
  • 8 > 2
  • 5 + 2 > 3 + 3
>

Slide 10 - Slide

'Kleiner dan'
  • Dit tekentje betekent dat wat aan de linker kant staat kleiner is dan wat er aan de rechter kant staat. 
  • 2 < 7
  • 5 + 1 < 3 + 4
<

Slide 11 - Slide

groter dan kleiner dan
Hulpmiddeltje 1 :

De opening staat altijd aan de kant van het grootste getal.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hulpmiddeltje 2
Van het kleiner dan
teken kan ik een
K
maken . De K is de eerste letter van Kleiner

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Aantekening §3.1 negatieve getallen

  • hoe verder naar links op de getallenlijn, hoe kleiner het getal
  • < betekent kleiner dan. Bijv.  3 < 5 en -1 < 0
  • > betekent groter dan. Bijv. 100 > 10 en 10 > -10
  • negatieve getallen zijn getallen met een - . Bijv. -10
  • het getal 0 is neutraal (dus niet positief en niet negatief)

Slide 20 - Slide

Vingers in de aanslag, we gaan quizen!

Slide 21 - Slide

> betekent:
A
kleiner dan
B
groter dan

Slide 22 - Quiz

-4 ... 4
A
<
B
>
C
=

Slide 23 - Quiz

-4 ... -2
A
<
B
>
C
=

Slide 24 - Quiz

-10 ... -12
A
<
B
>
C
=

Slide 25 - Quiz

Anna zegt: 15 > 12
Ruben zegt: 3 + 3 = 5 + 1
Wie heeft gelijk?
A
Anna heeft gelijk
B
Ruben heeft gelijk
C
Anna en Ruben hebben gelijk
D
Anna en Ruben hebben allebei geen gelijk

Slide 26 - Quiz

Aan de slag
Zelf oefenen vanaf blz 
104 uit je leerboek
Opgave 8, 9 en 12
Moeilijk? Lees het gele theorieblok of stel een vraag.

Klaar? Dan ga je Smartrekenen op je laptop. 

Slide 27 - Slide

Leerdoelcheck
Aan het einde van de les weet je...



... wat de tekens <  >  =  betekenen en hoe je ze gebruikt

Slide 28 - Slide

Denk aan je 60 minuten  smartrekenen!!
Er zijn te veel leerlingen die het niet doen. 
Gevolg: nablijven

Slide 29 - Slide

HW woensdag 9/11
Meenemen
LB + WB deel 1 + wiskundeschrift

Afmaken:  vanaf blz 104 uit je leerboek
Opgave 8, 9 en 12
schrijf het in je agenda, het staat niet in Magister!

Ruim je spullen op
Tafels & stoelen netjes zetten!

Slide 30 - Slide