3H_Chap1_EF

Programme
F. Lire: le coin presse
Passé composé
Bijvoeglijk Naamwoord
Quiz voca

1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Programme
F. Lire: le coin presse
Passé composé
Bijvoeglijk Naamwoord
Quiz voca

Slide 1 - Slide

30 september: SO
- basiswoordenschat deel 1 en 2 ( oefen via Studygo)
- werkwoorden être, avoir, faire, aller en regelmatige op -ER (in présent en passé composé )

Je leert alles N-F/F-N

Donderdag maken we een oefenso. 

Slide 2 - Slide

Bloc F Lire
je kunt informatie vinden in korte teksten
je kunt de toekomende tijd herkennen




Maak groepjes van 4

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Texte 1

Lees de tekst 'La grande dame de fer' nog eens door

blz. 39

Slide 5 - Slide

La grande dame de fer, wat of wie wordt daarmee bedoeld?

Slide 6 - Mind map

Wat is 'une exposition universelle'?

Slide 7 - Mind map

de passé composé

Slide 8 - Slide

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 9 - Quiz

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 10 - Quiz

Uit hoeveel delen bestaat Passé Composé?
A
1
B
2

Slide 11 - Quiz

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
Hulpwerkwoord 'avoir'
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 12 - Drag question

parler
regarder
écouter
voyager
travailler
acheter
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
Voltooid deelwoord (regelmatig op -er)
Infinitief      | Voltooid deelwoord 
parlé
regardé
écouté
voyagé
travaillé
acheté

Slide 13 - Drag question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: U heeft gepraat

Slide 14 - Open question

Passé composé
faire
j'ai
aller
tu es
être
il a
avoir
on a
Voltooid deelwoord (onregelmatige)
fait
été
eu
allé

Slide 15 - Drag question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Jij bent geweest (être)

Slide 16 - Open question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Ik heb gemaakt/gedaan (faire)

Slide 17 - Open question


Passé composé met hulpwerkwoord avoir
Vertaal: Wij hebben gehad (avoir)

Slide 18 - Open question

het Bijvoeglijk Naamwoord

Slide 19 - Slide

J'ai une ... sœur.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 20 - Quiz

Elle est très ....
A
active
B
actif
C
actives
D
actifs

Slide 21 - Quiz

Elle n'est pas ....
A
paresseux
B
paresseuses
C
paresseuse
D
paresseus

Slide 22 - Quiz

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes en zet in de juiste vorm.
Elle est très (sportief)

Slide 23 - Open question

J'ai une (grote) familie.

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link