deeltoets bespreking oefenen

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 1 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 2 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 3 - Quiz

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 4 - Quiz

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 5 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 6 - Drag question

Tu ... quel âge?
A
as
B
es
C
avez
D
ont

Slide 7 - Quiz

Jacques et Françoise .... trois pommes
A
ai
B
a
C
avons
D
ont

Slide 8 - Quiz

Wat is de stam van het werkwoord 'chercher'?

Slide 9 - Open question

A. Je
B. Vous 
C. Elles
D. Tu
marche
marchez
marches
marchent

Slide 10 - Drag question

Tu .... une sœur?
A
ont
B
a
C
as
D
avons

Slide 11 - Quiz

Jouer = spelen
Ik speel
A
Je joues
B
Je jouer
C
Je joue
D
Je jou

Slide 12 - Quiz

Regarder = kijken
hij kijkt
A
il regarde
B
il regardes
C
il regardent
D
il regardee

Slide 13 - Quiz

écouter = luisteren
jij luistert
A
tu écoute
B
tu écoutes
C
tu écoutees
D
tu écoutent

Slide 14 - Quiz

Donner = geven
jullie geven
A
vous donner
B
vous donnez
C
vouz donnez
D
vous donnee

Slide 15 - Quiz

habiter = wonen
zij wonen
A
ils/elles habitent
B
ils/elles habite
C
ils/elles habites
D
ils/elles habitee

Slide 16 - Quiz

wij spelen
(jouer)

Slide 17 - Mind map

Kies de juiste zin.
ww = PARLER
A
Nous parles français.
B
Nous parlons français.
C
Nous parlent français
D
Nous parlez français.

Slide 18 - Quiz

Hoe vervoeg je het werkwoord 'adorer': Roos et Floor (elles) ...... ?

Slide 19 - Open question

Vervoeg het hele werkwoord 'chanter' (zingen) in elke persoon. Begin bij 'je'.

Slide 20 - Open question