steunles nask2 hfst 3 en 4

steunles nask2 hfst 3 en 4
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

steunles nask2 hfst 3 en 4

Slide 1 - Slide

Lees tekstboek pag 39

Slide 2 - Slide

Bij het zuiveren van drinkwater wordt het water belucht.
Wat verwijder je door het water te beluchten?
A
calcium-ionen
B
ijzer
C
ijzer-ionen
D
magnesium-ionen

Slide 3 - Quiz

bij welke zuiveringsmethode gebruik je actieve kool?
A
condensatie
B
extractie
C
verdamping
D
absorptie

Slide 4 - Quiz

Welke stof zit in actieve kool?
A
zwavel
B
fosfor
C
koolstof

Slide 5 - Quiz

Actieve kool

Slide 6 - Slide

Lees blz 41 bovenaan

Slide 7 - Slide

Blokschema productieproces

Slide 8 - Slide

Wat geven de blokken in een productieproces aan
A
beginstoffen
B
processen
C
stofstromen
D
reactieproducten

Slide 9 - Quiz

Wat geven de pijlen aan in een productieproces?
A
beginstoffen
B
processen
C
stofstromen
D
reactieproducten

Slide 10 - Quiz

lezen bldz 44 Reactiesnelheid

Slide 11 - Slide

Reactiesnelheid
Roesten van ijzer                                   Explosie 
................. reactiesnelheid               ..................... reactiesnelheid

Slide 12 - Slide

5 factoren die de snelheid van een chemische reactie bepalen
1. De soort stoffen die een reactie aangaan
2. De verdelingsgraad; hoe fijner de stof verdeeld is, hoe sneller de reactiesnelheid.
3. De concentratie; Hoe hoger de concentratie, hoe hoger de reactiesnelheid
4. De temperatuur; Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de reactiesnelheid
5. Een katalysator; als er een katalysator aanwezig is, is de reactiesnelheid hoger.

Slide 13 - Slide

De reactiesnelheid is lager bij
A
hogere temperatuur
B
kleinere verdelingsgraad
C
grotere concentratie
D
grotere verdelingsgraad

Slide 14 - Quiz

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur

Slide 15 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
Een katalysator werkt bij elke reactie
B
Een katalysator kun je steeds opnieuw gebruiken
C
Van katalysatoren moet je altijd veel gebruiken
D
Een katalysator vertraagd de reactie

Slide 16 - Quiz

Je gebruikt een katalysator. Wat gebeurt er met de reactie snelheid?
A
Blijft hetzelfde
B
De reactie zal sneller verlopen
C
De reactie zal trager verlopen

Slide 17 - Quiz

Lezen bldz 55 bovenaan
en de tekst tussen de twee plaatjes

Slide 18 - Slide

Molecuulmodel

Slide 19 - Slide

Molecuulmodel
Volgens het molecuulmodel:
  • zijn stoffen opgebouwd uit moleculen
  • heeft iedere stof zijn eigen soort moleculen
  • zijn alle moleculen van een stof gelijk
  • zijn moleculen steeds in beweging

Slide 20 - Slide

Dit is een molecuulmodel
van een:
A
Vaste stof
B
Vloeistof
C
Water
D
Gas

Slide 21 - Quiz

Stoffen komen in drie toestanden voor
namelijk :
A
vast,vloeibaar,gas
B
verdampen, condenseren, rijpen
C
vast, condenseren, rijpen
D
geen van bovengenoemde

Slide 22 - Quiz

lezen bldz 61 bovenaan

Slide 23 - Slide

atoombouw

Slide 24 - Slide

Atoombouw
Deeltje
Lading
Massa
Plaats
Proton (p)
+1
1 u
Kern
Neutron (n)
0
1 u
Kern
Elektron (e-)
-1
0 u
Schil

Slide 25 - Slide

Atoombouw

Slide 26 - Slide

Pak je binas

Slide 27 - Slide

Wat is het atoomnummer van deze stof?
A
2 (Helium)
B
4 (Beryllium)
C
6 (Koolstof)
D
8 (Zuurstof)

Slide 28 - Quiz

Wat is het atoomnummer van Calcium
A
19
B
20
C
39
D
40

Slide 29 - Quiz

Wat is het atoomnummer?
A
Aantal elektronen
B
Aantal protonen
C
Aantal neutronen

Slide 30 - Quiz

Wat is het atoomnummer van dit atoom?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quiz

straling, lees bldz 63 onderaan

Slide 32 - Slide

Welke straling kan gebruikt worden bij uitwendige bestraling van de nieren
A
alfa
B
beta
C
gamma

Slide 33 - Quiz

Welke straling bestaat uit helium(kernen)
A
beta
B
gamma
C
alfa

Slide 34 - Quiz

Van welke straling is de dracht het verst?
A
Gamma
B
Alfa
C
Beta

Slide 35 - Quiz