Lezen 1.3

Welkom
Pak jij alvast je spullen?
Laptop-boek-schrift-etui.
Vanaf volgende week allemaal een leesboek mee!


Wie ziet het taalvoutje?>>>>
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom
Pak jij alvast je spullen?
Laptop-boek-schrift-etui.
Vanaf volgende week allemaal een leesboek mee!


Wie ziet het taalvoutje?>>>>

Slide 1 - Slide

Deze week:
H.1.3 Lezen vanaf blz. 25               Leerdoelen:
  • je weet weke leesstrategieën je moet gebruiken
  • je kunt het onderwerp van een deelonderwerp (alinea) vinden
  • Je kent de signaalwoorden van -
-tegenstelling-opsomming-tijdsvolgorde


Slide 2 - Slide

Weet je nog?
Wat is verkennend lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste + laatste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig

Slide 3 - Quiz

Weet je nog?
Wat is nauwkeurig lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en precies

Slide 4 - Quiz

doelen: onderwerp, deelonderwerp


- je kunt het onderwerp in een tekst vinden (herhaling); 

- je kunt aan de bron van een tekst zien waar deze vandaan komt en wie het heeft geschreven;

- je weet wat deelonderwerpen zijn, hoe je deze in een tekst kunt vinden en ik kan ze benoemen;


Slide 5 - Slide

ONDERWERP
Een tekst of een verhaal gaat ergens over.
Dit noem je het onderwerp van een tekst.
Lees de tekst eerst verkennend 
en stel dan de vraag: 
Waarover gaat de hele tekst?

Slide 6 - Slide

DEELONDERWERPEN
In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.
Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn deelonderwerpen.

Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 7 - Slide

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over voetbal?
A
De verzorging van een konijn
B
Het tenue
C
Kruidentuin
D
Koffiebonen

Slide 8 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 9 - Quiz

Opdrachten 1.3 
Maak van 1.3 opdr: 1-2-4-5-6-7

Slide 10 - Slide

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot

Slide 11 - Quiz

Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen

Slide 12 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp van de tekst
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 13 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 14 - Quiz

GELEERD?

Wat vind jij nog moelijk?


- je kunt het onderwerp in een tekst vinden (herhaling); 

- je kunt aan de bron van een tekst zien waar deze vandaan komt en wie het heeft geschreven;

- je weet wat deelonderwerpen zijn, hoe je deze in een tekst kunt vinden en je kan ze herkennen.



Slide 15 - Slide

Welkom
Pak jij alvast je spullen?
We starten met lezen.
Leg je  op je tafel.

Slide 16 - Slide

Lezen 2.2 blz.59
Tekstdoel= bedoeling van de schrijver
verwijswoorden=maken tekst minder saai
-stel jezelf vragen: wie-wat-waar-welke
Lekker eten is belangrijk, maar het bereiden ervan kan belastend zijn voor het milieu.

Slide 17 - Slide

TEKSTDOELEN

Slide 18 - Mind map

Slide 19 - Video

De schrijver wil je vermaken.
DOEL?
A
overtuigen
B
activeren/overhalen
C
instrueren
D
amuseren

Slide 20 - Quiz

De schrijver wil zijn mening geven.
DOEL?
A
instrueren
B
overtuigen
C
informeren
D
overhalen/activeren

Slide 21 - Quiz

De schrijver wil dat je iets te weten komt.
DOEL?
A
informeren
B
overtuigen
C
overhalen/activeren
D
instrueren

Slide 22 - Quiz

De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.
DOEL?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 23 - Quiz


Slide 24 - Open question


Slide 25 - Open question


Slide 26 - Open question


Slide 27 - Open question

Welkom
                                                                        Pak jij alvast je spullen?

Slide 28 - Slide

Zara houdt van Italiaanse gerechten, zoals pizza.
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd

Slide 29 - Quiz

Mijn etui zit bomvol met schoolspullen: pennen, potloden, stiften, een geo-driehoek, gummen en een passer.
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd

Slide 30 - Quiz

Youssef is een goede voetballer, zo scoorde hij vorige week drie keer in één wedstrijd.
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd

Slide 31 - Quiz

In mijn vrije tijd doe ik veel verschillende dingen.
Ik lees erg graag. Verder ga ik twee keer per week fitnessen. Ik doe ook nog aan voetbal.
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd

Slide 32 - Quiz

Thuis speel ik veel spelletjes, waaronder PES, FIFA en OSM.
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd

Slide 33 - Quiz

GELEERD?

TEKSTVERBANDEN

- je kunt voorbeelden, opsommingen, volgorde en  tijd in een tekst herkennen

- je kunt signaalwoorden in de tekst herkennen

Slide 34 - Slide

Opdrachten 2.2 blz.58>
  • Verplicht 6+7+9+10 a,c,d+12
  • Maak deze lessonUp af( klassencode:gvveh)
  • start met woorden 1.3
  • Muiswerk

Verwijswoorden: Maakt de tekst minder saai
                                     Stel vragen: wie-wat-waar-welke
Lekker eten is belangrijk, maar het bereiden ervan kan belastend zijn voor het milieu.

Slide 35 - Slide

Wat is het doel van de tekst?
A
instrueren
B
informeren
C
adviseren

Slide 36 - Quiz

Doe oortjes in

en bekijk 

de volgende filmpjes!

Slide 37 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 38 - Slide

Uit hoeveel delen bestaat de opsomming bij nummer 7?

Slide 39 - Open question

Waarvan worden voorbeelden gegeven bij nummer 8?

Slide 40 - Open question

GELEERD?

VERBANDEN EN SIGNAALWOORDEN

- je kunt met behulp van signaalwoorden verbanden in een tekst herkennen en begrijpen

Slide 41 - Slide

Voordat Lucille morgen uit school komt, moet zij naar de kapper.
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde
D
Tijd

Slide 42 - Quiz

ter illustratie

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd

Slide 43 - Quiz

TEN SLOTTE

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd

Slide 44 - Quiz

NADAT

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Tijd

Slide 45 - Quiz

TERWIJL

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Tijd
D
volgorde

Slide 46 - Quiz

OOK

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd
D
Tijd

Slide 47 - Quiz

zoals

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Volgorde van tijd
D
Tijd

Slide 48 - Quiz

Wat wist je al?

Slide 49 - Open question

Wat snap je nog niet zo goed?

Slide 50 - Open question

Lees (en beluister) de tekst

Slide 51 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
mbo-opleidingen in Nederland
B
onwenselijke situatie
C
stage mbo
D
stage voor illegale jongeren

Slide 52 - Quiz

manieren van lezen

Slide 53 - Mind map