Wiederholung Modalverben T.T + V.T.

Modalverben T.T & V.T.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Modalverben T.T & V.T.

Slide 1 - Slide

Wat is de uitgang bij ich (zwak w.w.)

Slide 2 - Mind map

Wat is de uitgang bij Sie (zwak w.w.)

Slide 3 - Mind map

Wat is de uitgang bij Er (zwak w.w.)

Slide 4 - Mind map

Tip:
                                                  Denk aan feesttenten 

Slide 5 - Slide

Ziel
Ik kan de Modalverben vertalen en vervoegen en ik herken de bijzonderheden van de Modalverben.

Grammatikübersicht Seite 265 - 267

Slide 6 - Slide

Die Bedeutung von M.V
Het zijn hulpwerkwoorden, die uitdrukken dat iets mogelijk, wenselijk of  noodzakelijk  is:
möchten                                         wollen
können                                            sollen
dürfen                                              müssen
mögen
wissen

Slide 7 - Slide

Welche MV gibt es?
möchten = zou graag willen (wens) - Ich möchte gerne eine Cola
wollen = willen (wat onbeleefder, directer) - Ich will das Spielzeug.

können  = können
dürfen  = mogen, toestemming hebben
mögen = leuk vinden, lusten, mogen, aardig vinden 
wissen = weten

Slide 8 - Slide

Was ist der Unterschied zwischen müssen und sollen?
sollen = moeten - wil van een ander, vraag naar een mening
Was soll ich anziehen?
Er soll sich melden beim Direktor. 

müssen = moeten - noodzaak, het kan niet anders
Ich muss morgen arbeiten.
Ich muss zur Toilette.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Die Formen der MV (S. 265 - 267)
- Wat valt jou op aan de ich & er/sie/es/man vormen in de T.T & V.T.?

- Wat valt jou op aan de enkelvoudvormen & de meervoudsvormen in de T.T en V.T.?

Slide 11 - Slide

Bij alle Modalverben zijn de vormen bij ich én bij er/sie/es/man gelijk (ook in de vt):
Ich mag

er/sie/es/man mag
ich möchte

er/sie/es/man möchte

Slide 12 - Slide

Bij de meeste Modalverben krijgen de enkelvoudsvormen een klankverandering, terwijl de meervoudsvormen lijken op het hele werkwoord:
Ich kann
du kannst
er/sie/es/man kann
In de vt is er bij de meeste MV overal een klankverandering.
wir können
ihr könnt
sie/ Sie können

Slide 13 - Slide