Chapter 3: Food talk. Lesson 1



Good morning every one




Hope you had something different for breakfast ;)


1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson



Good morning every one




Hope you had something different for breakfast ;)


Slide 1 - Slide

Today's lesson 
- Discussing homework
- Introduction new chapter (3)
- Grammar 8: plurals 
- Homework for tomorrow  

Slide 2 - Slide

First you read the story about the pig. What couldn't the pig puzzle out?

Slide 3 - Open question

What did the pig do at the end of the story?

Slide 4 - Open question

What does the crocodile eat in the story?

Slide 5 - Open question

Where did the scorpion hide in the story?

Slide 6 - Open question

which grocery do you like the most?

Slide 7 - Mind map

Chapter 3: Food talk
  • Op bladzijde 170-173 kan je zien wat je aan het einde allemaal moet kunnen
  • vandaag gaan we kijken naar Grammar 8: plurals

Lesdoel: aan het einde van de les kan jij Engelse woorden in het meervoud zetten

Slide 8 - Slide

Kijk naar de afbeelding. Je ziet meerdere appels. Plurals zijn meervouden

Bedenk 3 woorden in het Nederlands waar je ook een meervoud van kan maken

Op de volgende slide kan je je antwoord geven

Slide 9 - Slide

Nederlandse meervoudvormen

Slide 10 - Mind map

Plurals
In het Engels zet je een woord in het meervoud door een -s of -es aan het woord toe te voegen. Hier een paar voorbeelden.

Chair -> chairs
Sister -> sisters
pizza -> pizzas 

Slide 11 - Slide

Let op!
Sommige woorden hebben een andere spelling in het meervoud

Eindigt een woord op een medeklinker + y, dan verandert de -y in -ies. 
Bijvoorbeeld: party -> parties

Eindigt een woord op een -0, dan wordt -es toegevoegd. Bijvoorbeeld: hero -> heroes

Slide 12 - Slide

Het meervoud van jacket is?
A
Jackets
B
Jacketes

Slide 13 - Quiz

het meervoud van tomato is
A
tomatoes
B
tomatos

Slide 14 - Quiz

Het meervoud van baby is
A
babys
B
babies

Slide 15 - Quiz

Let op!
Woorden die eindigen op -f (e), veranderen in -ves. 
Bijvoorbeeld: wolf -> wolves

Woorden die eindigen op s, x, z, ch veranderen in -es. 
Bijvoorbeeld: bus -> buses
match -> matches

Slide 16 - Slide

Exercise 3, 4 & 30a + b
Do exercise 3 & 4 in your workbook. Page 133
Done -> do exercise 30 A + B. Page 150-151

*also homework

Slide 17 - Slide

Homework
Reading: Lees uit het boekje tot bladzijde 23. 
Exercise: Maak opdracht 3, 4 en 30 A en B in je werkboek af.
Vocabulary: schrijf de theme words in het Engels over met de Nederlandse vertaling er naast


Slide 18 - Slide