Examen vragen

Examen vragen
oefenen, oefenen, oefenen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examen vragen
oefenen, oefenen, oefenen

Slide 1 - Slide

Welk geslachtschromosoom kan voorkomen in een zaadcel van een galapagos-pinguïn?
A alleen een W-chromosoom
B alleen een Z-chromosoom
C een W-chromosoom of een Z-chromosoom 
Op de Galapagos-eilanden komt de galapagos-pinguïn voor. Deze vogelsoort heeft een dunnere vetlaag en minder veren dan pinguïnsoorten die ver weg van de evenaar leven. De galapagos-pinguïn wordt bedreigd door ratten die eieren van de pinguïns eten. 
Net als bij andere vogels wordt het geslacht van een pinguïn bepaald door geslachtschromosomen. Er is een duidelijk verschil met mensen. In gewone cellen zoals spiercellen heeft een vrouwtje een Z-chromosoom en een W-chromosoom als geslachtschromosomen en een mannetje twee Z-chromosomen.

Slide 2 - Slide

Eén van de mannen in de stamboom heet Peter.
Is Peter heterozygoot of homozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt? En is dit gen dominant of recessief?
A Peter is heterozygoot en het gen is dominant.
B Peter is heterozygoot en het gen is recessief.
C Peter is homozygoot en het gen is dominant.
D Peter is homozygoot en het gen is recessief
Het ontbreken van de zaadleiders komt vaak voor bij mannen met
taaislijmziekte, een erfelijke ziekte.
In de afbeelding zie je een deel van een stamboom van een familie waarin
taaislijmziekte voorkomt. 

Slide 3 - Slide

FH is een erfelijke ziekte die het gevolg is van een mutatie in een bepaald gen.
FH-patiënten hebben te veel cholesterol in hun bloed. Cholesterol zet zich vast aan de wanden van de bloedvaten, die daardoor steeds nauwer worden. Deze patiënten hebben daardoor al op jonge leeftijd een grote kans op een hartinfarct.
FH-patiënten hebben meestal van één van beide ouders het gemuteerde gen geërfd en zijn heterozygoot. De kans om van beide ouders een gemuteerd gen te erven, is zeer klein. Deze kinderen sterven zeer jong. 


Wat is een mutatie?

Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hana heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief. Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hana ook drager is van mutatie die FH krijgt?
A 0%
B 25%
C 50%
D 75%
E 100% 
Mutaties zijn spontane, blijvende veranderingen in het erfelijk materiaal van een individu.

Slide 4 - Slide

Sommige mensen produceren na het eten van asperges urine met een nare geur, anderen niet. Men vermoedt dat de eigenschap “produceren van een
stinkende geurstof na het eten van asperges”, bepaald wordt door een dominant
gen (A). De urine van mensen die homozygoot recessief zijn voor deze eigenschap (aa), stinkt niet na het eten van asperges.

Ella is in verwachting. Vóór haar zwangerschap produceerde ze na het eten van
asperges geen stinkende urine, nú wel. Na een aspergemaaltijd van de moeder
gaat de ongeboren baby de stinkende geurstof wél produceren. De geurstof
komt dan in het bloed van de moeder terecht en wordt door haar nieren
uitgescheiden.
Wat is het genotype van de baby voor de eigenschap om een stinkende geurstof te produceren na een aspergemaaltijd?
A heterozygoot
B homozygoot dominant
C homozygoot recessief 

Slide 5 - Slide

De kleur van erwten is een erfelijke eigenschap.
Een bepaalde erwtenplant is opgegroeid uit een gele erwt. Hij wordt gekruist met een andere erwtenplant die ook is opgegroeid uit een gele erwt. Onder de
nakomelingen uit deze kruising komen zowel gele als groene erwten voor.

Wat is het genotype van beide ouderplanten voor de kleur van de erwten waaruit ze zijn opgegroeid?

A Beide planten zijn heterozygoot.
B Beide planten zijn homozygoot.
C De ene plant is heterozygoot en de andere homozygoot. 

Slide 6 - Slide

ij sommige baby’s die geboren zijn met donker haar, wordt het haar na enkele maanden lichter. Tijdens de puberteit wordt het haar dan weer donkerder.
De kleur van het haar vlak na de geboorte wordt beïnvloed door
geslachtshormonen van de moeder. Na een tijdje zijn die uit het bloed van
de baby verdwenen. In de puberteit neemt de productie van geslachtshormonen bij het kind toe.

Verandert door de werking van de geslachtshormonen het fenotype voor
‘haarkleur’? En verandert het genotype erdoor?

A alleen het fenotype
B alleen het genotype
C zowel het fenotype als het genotype 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link